Arckel, Otto van (ca. 1440-1502/04)

Otto van Arckel, heer van Heukelum, Waardenburg en Ammerzoden, zoon van Johan van Arkel en Bertha van Culemborg, geboren ca. 1440, overleden 1502-1504

Gehuwd in 1481 (huwelijkse voorwaarden 28 augustus 1481) met

Walravina van Broeckhuijsen, vrouwe van Waardenburg, Amerzoden en Leijenburg (1494-1511), dochter van Jan van Broeckhuijsen en Elisabeth van Haeften, overleden < 21 juni 1513

Gehuwd in 1507 met

Herman van Wachtendonk

 

Bronnen: 1) archieven.nl, 2) geldersarchief.nl, 3) bhic.nl, 4) Leven der Doorluchtigen Heeren van Arkel, Ende Jaar-Beschrijving der Stad Gorinchem, Heerlijkheid, ende Lande van Arkel, onder desselfs Heeren, ook onder de Graven van Holland, tot den Jare van 1500, Abraham Kemps, 1656, 5) dbnl.org, 6) Het tweede Arckelse tijdvak, H. van Hoogdalum. In: Oud Gorcum Varia, 1965, 7) onsvoorgeslacht.nl, 8) Repertorium op de lenen van de hofstede Arkel in het graafschap Gelre, 1283-1647, J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 40 (1985)

Links het zegel van Otte van Arckell, here tot Hoekelomme to Weerdenborch op 22 april 1496. Randschrift: S/ OTT VA ARKEL HER/ TOT HUEKELE EN TOT VERENB. Voorstelling: schild met twee beurtelings gekanteelde dwarsbalken, gewende traliehelm met antieke vlucht als helmteken, schildhouders twee klimmende leeuwen (Bron: Gelders archief, nummer 0243 – 1061/1).

Op 27 februari 1442 ‘des dinxdages na den sondaghe reminiscere’ sluiten heer Johan, heer tot Culenborch etc, en Johan van Arkel, heer tot Huekelem, een overeenkomst waarbij verschillende betalingen worden vastgelegd, en het slot te Huekelem aan Culenborch wordt overgegeven ten behoeve van Otto van Arckel, oudsten zoon van Johan.

Op 21 april 1451 belooft Johan van Arkel, heer tot Huckelem, aan zijn vader Johan, heer to Culenborch en ther Leck, zijn zwager Gerard, heer to Culenborch, then Weerde en tot Ewiick, en zijn zoon Otte van Huckelem, hun schuldvorderingen in rechte te zullen erkennen.

Op 22 februari 1461 ‘upten ijersten Sonnendage in der vasten als men singet Invocavit’ roept Otte van Arkel, zoon tot Hoekelem, zijn oom Gerardt, heer tot Culenborch, op om hulp tegen den hertog van Bourgondien, die de heerlijkheid van Hoekelem aan den heer van Charlois heeft gegeven, belooft hem, indien hij zonder kinderen sterft, de opvolging te Hoekelem en belooft niet dan met toestemming van zijn genoemden oom en zijn oom Everwiin van Culenborchte zullen huwen. In het boek van Abraham Kemp uit 1656 over de heren van Arkel is beschreven hoe Otto de heerlijkheid Heukelem enige tijd is kwijt geweest na valsmunterij van zijn vader en het na de dood van graaf Karel van Charloijs weer terugkrijgt: ‘In dit jaar 1462, wierd prins Kaarl, graaf van Charloijs, op S. Ians Onthoofdinghsdagh, op ’t huijs van Heukelem, in de zaal, namiddagh tussen twee en drie uijren in eijgener persoon gehuld heer van Heukelem, Love en Vogelswelf, gekomen van den huijse van Arkel, d’oorsaak, waarom Johan, den rechten afkomelingh van Arkel, de 6e manspersoon na Johan de Sterke, de 3e heerlijkheijden verloor, was, om dat hij, des macht hebbende, plagh te munten kleijne penningskens, met sijn naam en wapen, gelijk sijn voorvaders ook deden, ten lesten sloegh hij de selve munt vals, onder den naam van hertogh Phlips van Bourgoenjen, dikwils vermaant, en laat niet af, word ten lesten van den Raad van Holland daar af verwonnen, ’t sou noch niet gehindert hebben, mits hij daar na bij graaf Kaarl, als heer van Arkel, te Gorinchem quam, we’erroupende de valse munt, en wierd vriendelijke ontfangen. Maar hij had eenen eenigen soon, genaamt jonkker Otto, geboren van de suster van heer Gerid van Kuijlenborgh. Dese quam met sommige van Kuijlenborgh gewapent te Heukelem, vingh sijnen vader, stelde sij-selven in de Heerlijkheijd, en broch den vader gevangen te Kuijlenborg. Men seijd ook, dat Otto de Heerlijkheijd van Heukelem overgegeven had, aan Heer Gerid van Kuijlenborg sijn oom, voor een deel landen en renten. ’t Is een Hollands leen, en ’t Slot Arkels. Jonkker Ott’, en sijn oom Kuijlenborg, hadden op ’t Slot van Heukelem, eenige soudeniers geleijd, die veel quaad deden op d’omgelegen Arkelse en Hollandse Dorpen, maken daar af een roofnest van dieven, en moordenaars. Dies gaf Charloijs last, sijnen drossard dat te bemachtigen, die ’s nachts op den Assewoensdagh, met sommige poorters van Gorinchem, ’t scheep voor de stadt Heukelem quam, en daar binnen rakende, vingen jonkker Everwijn des heeren broeder, met Sweer den bastaart van Kuijlenburgh, en andere, die sij op sekerheijd, te Gorinchem in de herbergen elijden. Daar na gaven Gerid van Kuijlenborg en Otto van Heukelem, over, als voorseijd is, de stadt, slot en heerlijkheijd van Heukelm aan graaf Kaarl van Charloijs, heer van Arkel, van welke heerschappij het wel eer gekomen was, vader en soon bleven beij berooft, een rijk in sijn selven verdeelt, gaat te niet. Kaarl kreegh ook korts daar na Leerdam, Schoonrewoerd, en d’heerlijkheijd van der Lede, en Otto van Arkel voornoemt, kreegh eerst na de dood van desen hertogh Kaarl, sijn heerlijkheijd weder.

Op 28 augustus 1481 ‘op Sint Johansavont Decollationis’ maakt Ott van Arckell, heer van Hueckelom, huwelijksvoorwaarden met Walraven, dochter tot Waerdenburch zuster van Gherart, heer tot Werdemborch, erfhofmeester ’s lands van Gheldre.

Op 11 juni 1486 is Otto van Arkel en Heukelum beleend met de gerechten en tienden van Heukelem, voorzover roerend van Arkel, zoals Jan van Arkel zijn vader, die verbeurde door het slaan van slechte munt, met lijftocht van Walraven van Waardenburg zijn vrouw, op f 200 rijns. Op 10 februari 1504 Jan van Arkel, heer van Heukelum enz, bij dode van Otto zijn vader.
Op 26 juli 1486 oorkonden Gheerit Engbertszoon en Peter Jacopszoon, schepenen in Amersoeijen, dat broeder Aernt Pannenkoek, prior van het klooster der Regellijeren gelegen in Suetbommell op sinte Peters Vijel, alle goederen aan jonker Otto van Erckell, heer tot Hoeclum, Werdenborch en Amersoeijen ten behoeve van zijn echtergenote Walraven, verkocht heeft. Op 21 september 1495 ‘des manendaches nae sunte lambertsdach’ oorkonden Gheerit Engbertszoon en Peter Jacopszoon, schepenen in Amersoeijen, dat broeder Aernt Pannenkoek, prior van het klooster der Regellijeren, gelegen bij Suetbommell op sinte Peter Vijel, alle goederen vermeld in de oorkonde van 26 juli 1486, waardoor deze is gestoken aan jonker Otto van Erckell, heer tot Hoeclum, Werdenborch en Amersoeijen ten behoeven van zijn echtgenoote Walraven, verkocht heeft.

Op 15 april 1495 oorkondt Otto van Arkel, heer van Heukelom, dat Katherij van Hokelun, zijn nicht, van hem in leen gekregen heeft Ruwe Broek in Heukelomse Broek in Heukelom.
In 1495 verklaren Ott van Arckell, heer tot Hueckelom, en Walraeven van Waerdemburch, heer en vrouwe tot Hueckelom, Waerdemburch en Ammerzoijen, verkocht te hebben aan Robbert van Malsen de aanworp van Wildeweerdt en Jacobsweert aan de Bochoevensche zijde gelegen, voor 900 rijnsche guldens.

Op 22 april 1496 ‘op Sinte Georgiusavont’ beloven Otto van Arckel en Wilhem van Aiswijn, dat de bezegeling hunner magescheidsbrieven door hertog Karel, denzelven en zijns heerlijkheid en geregtigheid niet hinderlijk zoude zijn.
Op 10 juli 1496 ‘op sonnendach post translacionis Martini episcopi’ stelt Hertog Karel Hendrik van der Kuijlen aan tot tweede klerk van Veluwe, naast Otto van (Arkel van) Heukelom, aangesteld door Hendrik Bentinck die door de hertog met dit ambt begiftigd was.
Op 21 juli 1496 geven Janne die Kock van Opijnen en Walraven van Malburch, leenmannen van Ghelre, vidimus van de leenacte op grond waarvan voor hen compareerden Otto van Arckell, heer tot Hueckelom en Waerdenburch, en zijn vrouw Walraven van Waerdenburch, die bepalen dat na Walravens dood de tweede zoon Gherrit naam en wapen van Waerdenburch zal voeren, en de heerlijkheid steeds in het nageslacht zal moeten vererven.
Op 29 juli 1496 ‘des Vrijdaechs naer Sint Jacobsdach apostoli’ verklaart Kaerle, hertog van Ghelre etc, dat Walraven van Waerdemborch, vrouwe tot Hueckelom, Waerdemburch, het slot te Ammerzoijen, met de tienden te Drijell, Rossem, en Harwaerden, in leen ontvangen heeft, na doode van haar broeder Gherrit, heer tho Waerdemburch en Ammerzoijen, waarvoor haar man Otte van Arckell, heer tot Hueckelom, de eed aflegt, dien zij tevens lijftocht, met bepaling, dat het leen Waerdemburch steeds aan den oudsten afstammeling zal komen.
Op 10 oktober 1496 geeft 
Otto van Arkel, heer tot Huecklom, Ammerzoijen en Werdenborch, den burgers van de stad Huecklom een landrecht en een handvest met daarin 30 regels voor de burgers.

In 1499 worden de huwelijkse voorwaarden opgesteld tussen Rutger van den Boetzelaer en Otto van Arkel van Heukelom inzake het huwelijk tussen Rutger en Otto’s dochter Berta.

Uit 1501 dateert een tijnsbrief, groot 10 rijnse gulden, gaande uit het huis Clijnleborch met 14 morgen land te Neerijnen, van Ghijsbert die Cock van Nederijnen voor jonker Otto van Arckel, heer tot Hokelum, Weerdenborch en Ammerzoden.

Op 18 september 1502 geven Janne die Kock van Opijnen en Walraven van Malburch, leenmannen van Ghelre, vidimus van de leenacte van 29 juli 1496, op grond waarvan voor hen compareeren Otto van Arckell, heer tot Hueckelom en Waerdemburch, en zijn vrouw Walraven van Waerdemburch, die bepalen dat na Walravens dood de tweede zoon Gherit naam en wapen van Waerdemburch zal voeren, en de heerlijkheid steeds in het nageslacht zal moeten vererven.

Op 21 juni 1513 ‘in den dorpe ende vleck Hedel’ verkoopt Herman van Wachtendonk, tweede echtgenoot van Walravina van Broeckhuijsen, het huis en de heerlijkheid Ameroije met hoog, middel en laag gericht en verdere toebehooren aan Heinrick, graaf tot Nassau en Vijanden, heer tot Breda, Diest, etc., hoewel Johan van Arkel er zijn rechten op laat gelden. In 1559 wordt de zoon van Hendrik van Nassau veroordeelt de heerlijkheid Ammerzoden aan Gerrit van Arkel over te leveren.

Op 20 januari 1517 ‘Ghegeven op ten twintichsten dach der maent van Januario int jaer ons Heeren dussent viifhondert ende zeventhien naedt scrijven des hoeffs van Uuijttrechts’ oorkonden burgemeesters en raad van Gorinchem, dat voor hen Jan Ectorsz., Aert Maesz. en Goessen Brant, schout en leenmannen te Amerroeijen, verschenen zijn, die getuigden, dat wijlen jonker Otte van Arckel en zijn echtgenoote Walraven van Werdenborch in hun tegenwoordigheid op het slot Werdenborch, het huis en de heerlijkheid Amerroeijen hebben overgedragen aan hun oudsten zoon Jan.

 

Uit dit huwelijk:

Bertha van Arkel

Johan van Arkel, heer van Heukelum etc, overleden 1512-1514. Gehuwd met Adriana Bacx, vrouwe van Asten, dochter van Jan Bacx en Adriana van Wijlich

Walraven van Arkel, heer van Ammerzoden (1514-1521, 1547), overleden 1556 (verdronken). Relatie met Cornelia Lodewijcks. Gehuwd in 1532 (huwelijksverdrag 28 september 1532) met Catharina van Gelre, bastaarddochter van hertog Karel van Gelre met Johanna van Rietwijck, geboren ca. 1511, overleden 14 mei 1601 te Heukelom

Gerrit van Arkel, heer van Ammerzoden (1521-1547), overleden < 20 maart 1547. Gehuwd in 1512 te Mijnsheerenland met Margaretha van Praet, dochter yan Daniel van Moerkerken, overleden > 4 juni 1534

Henrica van Arkel, overleden 1549-1550. Gehuwd met Floris van Assendelft, heer van Goudriaan (1532-1555), baljuw van ‘s-Gravenhage (1524-1526), kastelein van Gouda (1527-1555), zoon van Nicolaes van Assendelft en Alijt van Kijfhoeck, geboren ca. 1490, overleden 1555