Otto van Arkel, ridder, heer van Heukelom, zoon van Johan van Arkel van Heukelom en Elisabeth van Horne, geboren ca. 1355, overleden 1407-1408
Gehuwd met
Elisabeth Jans van Lijnden, vrouwe van Millingen, dochter van Johan van Lijnden en Elisabeth van den Bergh, overleden 1417-1419
Bronnen:
Links het zegel van Elisabeth Jans van Lijnden op 14 mei 1415.
Otto, heer van Heukelom is vermeld van 1381 t/m 1407. In 13.. is Otto, heer van Heukelum, neef van de leenheer, beleend met de gerechten en tienden van Heukelum, voorzover roerend van Arkel. In 1391 ridder, als getuige vermeld 1381-1400. Op 5 maart 1421 Jan, heer van Heukelum, niet te verzuimen. Op 17 mei 1424 Jan, heer van Heukelum, bij dode van zijn vader.
Tussen 1391 en 1395 heeft Otto Jansz van Arkel geschillen met de dijkgraaf en heemraden tussen Lek en Merwede over de betaling en uitoefening van het halve tiendrecht van Alblas en Alblasserdam.
Op 26 april 1403 oorkonden schepenen van Heukelom dat Otto, heer van Heukelom, beloofde aan Jan Louwe Janszn, land op Loven te vrijwaren. In 1407 draagt Otte, heer van Heukelum, over aan Gerrit van Herlaer de Spaans Enge in Kedichem.
Op 29 november 1408 ‘op sinte Andries’ avont apostel’ beleent Aernt, abt van St. Pouwels tUtrecht, na opdracht door Dirc de Wolff, bastaard van Lienden, Lijsebet van Lienden, vrouwe van Hoekelem en Millingen, met de Sculenborchsche waard onder Lienden. Tevens beleent Aernt, abt van St. Pouwels tUtrecht, Lijsebet van Lienden, vrouwe van Hoekelem en Millingen, met de Oudenweert met hoog- en laaggericht en alle verdere leenen, die haar broeder jonker Dirc van Lienden gehouden heeft. Op 11 oktober 1419 ‘des Woensdages na sente Victoersdach’ beleent Aernt, abt van St. Pauwels tUtrecht, Johan, heer tot Hoekelem, na doode van diens moeder Lijsebet van Lienden, vrouwe van Hoekelem en Millingen, met de Oudenweert met hoog- en laaggericht en de Sculenborchsche waard onder Lijenden.
Op 22 december 1408 ‘des Saterdages nae sente Thomaes’ dage des heijligen apostels’ beleent Lucia van Kerpen, abdis van Elten, Elisabet van Lienden, vrouwe van Huekellem en Millingen, met de halve heerlijkheid Lienden, de tienden te Lienen, Aelst en Meerten en den ouden hof te Lienden, een dienstmansleengoed, zooals haar vader wijlen heer Johan, heer van Lienden, daarmee beleend is geweest. Op 13 maart 1421 ‘des Donredages voer Palmen’ beleent Lucia van Kerpen, abdis van Elten, Johan, heer to Huekellem en to Millingen, met de leenen, vermeld in den brief van 22 december 1408, waarmede zijn overleden moeder Elijsabet van Lienden, vrouwe to Huekellem en van Millingen, beleend is geweest.
Op 23 juli 1409 ‘gegeven ter Horst des Dinxdages na sente Marien Magdalenendage’ beleent Frederic, bisschop to Utrecht, Elijsabeth, dochter van wijlen heer Jan, heer van Lienden en van der Lede, na doode van haar broeder Dirc, heer van Lienden, van Duffel en van der Lede, met de Rottienden in de Mersch, de tienden te Hirten en die te Heelzem op de Veluwe. Op 11 oktober 1419 ‘gegeven to Utrecht des Woenssdages nae sant Victoersdage’ beleent Frederic, bisschop to Utrecht, Johan, heer tot Hoekelem en to Mijllingen, na doode van zijn moeder Elijsabeth, dochter van wijlen heer Johan van Lienden en van der Lede, met het leen, vermeld in den brief van 23 juli 1409.
Op 2 november 1414, 8 november 1416 en 28 juni 1417 oorkondt Bernt, richter te Millingen, namens vrouwe Liisbetthen van Lienden, Hoeckelem en Millingen.
Op 14 mei 1415 erkent Lizabeth van Lienden, vrouwe van Hokelhem en Millingen, schuldig te zijn aan Henrick de Wilde van Meere 300 oude schilden, waarvoor zij verpandt haar waard aan de Wale, genaamd de Wijndewasse, te Millingen.
Uit dit huwelijk: