Hendrick Both, klok- en geschutgieter (1588-1597), zoon van Thomas Both en Cornelia Hendricks de Borch, geboren ca. 1560, overleden mei 1599 (overluid 15 mei 1599), begraven in de Buurkerk te Utrecht
Gehuwd met
Emmerentia Bogaert, dochter van Geurt Bogaert en Wendelmoet van Honthorst, geboren ca. 1565, overleden februari 1651 (overluid 15 februari 1651 en aangetekend 3 maart 1651), begraven in de Buurkerk te Utrecht (#)
Gehuwd op 16 september 1603 voor het gerecht te Utrecht met
Joost Willemsz van de Nijpoort, overleden november 1630 (overluid 28 november 1630 en aangetekend 6 december 1630), begraven in de Buurkerk te Utrecht. Gehuwd met Cornelia Jans van der Meer
Bronnen: 1) hetutrechtsarchief.nl, 2) Recepta ex pulsatione campanarum in funeribus defunctorum. Archief domkapittel no 651 (fabrieksrekeningen) en 702, Simon den Daas. Utrecht, 2012, 3) Overluidingen te Utrecht. Overgenomen uit De Navorscher deel 36 (1886) tot en met deel 51 (1901). Oorspronkelijk gepubliceerd in 1881 onder de titel Necrologie de differ. personnes illustres des Pays-Bas 1614-1651, 4) C.N. Fehrmann, De Utrechtse klokgieters en hun verwanten. In: Klokken en Klokkengieters. Bijdragen tot de Camanologie. Historische Commissie van de Nederlandse Klokkenspel-Vereniging, 1963
Op 1 december 1588 verkrijgt mr. Hendrick Thomsz Both, zoon van mr. Thomas Both, clockgieter wonende binnen Utrecht opdracht tot het gieten van een klok voor Alkmaar. Voor het gieten zal hij ontvangen 37 guldens en als de klok ‘om der soetheijt van den toon’ zwaarder uitvalt, dan ontvangt hij voor het meerdere ‘van elcken pond ses stuijvers’.
In november 1591 dragen burgemeester en raad van de stad Zutphen over aan Hendrick Both welke ‘in onse Stadt, nae de jongste gelucksaelighe Reductie, gevonden sijn geworden’. Hij verkrijgt voor het transport een vrijgeleide om hen ‘veilich, vranck und ongemolestiertt nae Utrecht wollen pasieren laeten’.
Hendrick verklaart op 10 maart 1592 dat de klok, die hij aan schout en gerechte van Hilligersberg leverde, de grootste was van de vijf klokken welke hij had gekocht van de stad Zutphen en waarvan hem onder stadszegel een certificatie dd 30 november 1590 was afgegeven. Volgens een kerkrekening van 1594 woog de grootste klok 2845 ponden (bron: Chr. van den Berg. De Hillegonda-kerk te Hilligersberg).
Na de dood van zijn vader is hem aangeboden om het klokkenspel voor Monnickendam te gieten, een opdracht die zijn vader had gekregen. Hendrick verklaart echter ” dat van het oude accoord niet sal worden afgeweken” en dat hij “’t warck sal leveren op een nieu besteck” , dat de aanneemsom verhoogt met 100 daalders aangezien “dij materialen alle dagen dierder worden”. Op 25 augustus 1595 blijkt dat de burgemeester geen groot vertrouwen in de jonge Both hebben want beide partijen ontheffen elkander om het verdere bestek “van de speelende clocken” in de nieuwe toren te leveren of in ontvangst te nemen en te betalen.
In 1596 levert hij een klok aan Akersloot. De klok is na 1894 verdwenen. Mogelijk werd hij in 1898 aangekocht door het Rijksmuseum. Alhoewel de klok van het Rijksmuseum groter is dan de klok uit Akersloot, is de opdruk identiek (Wibe Epes Finga Iacob Everts Yenke Rvierst / Henricus Both Me Fecit 1596).
Op onbekende datum levert hij ook nog een klok voor de Stadar Kirkja in Grunnavik op IJsland. De klok is in 1890 gescheurd en in 1892 hergoten.
1599: Item XVa Maij super obitu Henrici Both (kerkrekening Buurkerk: clockegieter), bis Maria facit – VIII flor (bron: Recepta ex pulsatione campanarum in funeribus defunctorum. Archief Domkapittel no 651 en 702).
Op 6 december 1599 verklaart Johan de Roij, dat Henrick Both, in leven busgieter te Utrecht, 2 of 3 jaar geleden f 400-0-0 heeft geleend van Cornelia Krooken, lijnwadierse te Utrecht. Het bedrag werd uitbestaald ten huize van Caerl Mans te Utrecht en Henrick Both heeft vervolgens de helft van het bedrag overdragen aan Lambertgen Harman Crommen, bussengieter te Amstelredam, zijn nicht, die hem een schuldbekentenis of garantie verstrekte. Henrick Both verklaarde dat hij niet bang was dat hij schade zou lijden en dat hij zijn vordering zou kunnen verhalen op koopmanschap van rekwirante en haar man.
Op 3 oktober 1600 stellen de weduwe en erfgenamen van Herman Crom, Cornelis van Brouckhuisen aan om een oudeigen, gevestigd op een huisje aan de Neude, te lasten casseren ingevolgde aflossing door de weduwe van Henrick Both.
Op 4 januari 1631 benoemt Geertgen Mathijs, laastst weduwe van Adriaen Ghijsbertsz, Grietgen Jurriaens van Oostrum, weduwe van Ghijsbert Adriaensz Voerman, om voor een koopmansbrief van f 200-0-0, oorspronkelijk ten behoeve van Emmerentiana Goert Bogaerts, tegenwoordig door huwelijk met Walburga Both in bezit gekomen van Johan de Munter, advocaat Hof van Utrecht, als onderpand te stellen het huis Achter het Vleeshuijs te Utrecht, nagelaten door Adriaen Ghijsbertsz.
Op 17 maart 1640 benoemt Annelina Saell van Vijanen, weduwe van Johan Smith, haar broer Johan Saell van Vianen, om legaat van oom Johan van Oort, in leven drossaard van De Vaart en haar aandeel in legaten, door overlijden van broer Benjamin Saell van Vijanen en zusters Geertruijt Saell van Vijanen en Anna Saell van Vijanen op haar gekomen, te ontvangen, begrafeniskosten van haar broer en zusters te voldoen, plecht van f 600-0-0 te transporteren ten behoeve van Emmerentiana Bogaerts, weduwe van Joost Nijpoort en om huis zuidzijde Potterstraat te transporteren ten behoeve van Dominicus Schaffelaer.
Op 9 oktober 1648 benoemen de dochters van Goverde Bogarts en Wijndelmoet van Honthorst, in leven echtelieden, Wilhelm van der Nijpoort om vanwege vermissing nieuwe lijfrentebrieven van ieder f 16 ’s jaars ten laste van de stad Antwerpen te verzoeken en de lijfrenten te innen. Genoemde dochters zijn Obborth Bogarts, wonende aan de Keijserstrate te Utrecht, en Emmeken Bogarts, wonende aan de Coornmarct / Neude te Utrecht. Op 9 juni 1649 benoemen de beide dochter Wilhelm van der Nijpoort en Pieter Koeck om lijfrenten ten laste van de stad Antwerpen te innen.
Op 22 januari 1649 de erven van Henrick Both constitueren Hendrick van ’t Heerenveen en Dirck van RIjssen om voor het gerecht van Utrecht huizen, cameren en erven, gelegen aan de zuidzijde van de Wittevrouwenstraat, de noorzijde van de Rietsteeg en in de Blindesteeg genaamd Kloksteeg, te transporteren aan de respectieve kopers. De genoemde erfgenamen zijn Walburge Boths, dochter en weduwe van Johan de Munter in leven advocaet hove van Utrecht, Cornelia Rijcken weduwe van Folckert Both, mede-kinderen van Anthonia Both, dochter, en Folphert van der Nijpoort weduwenaar van Anthonia Both, Johan van der Nijpoort, Wilhelm Wttenbogaert gehuwd met Cornelia van der Nijpoort, Johan Saell van Vijanen weduwenaar van Wilhelmina Both, Emmerentiana Saell kleindochter, en Gerart Sem gehuwd met Nicolaa Both dochter van Thomas Both zoon. Folphert van der Nijpoort, rentmeester van het kapittel van St. Marie heeft het recht verkregen van zijn overleden zoon Hendrick Nijpoort. Thomas Both in leven advocaat hof van Utrecht.
Op 17 augustus 1649 benoemt Emmerentiana Bogaerts haar neef Johan van der Nijpoort om, desnoods rechtens, een restant van een vordering van f 124-15-0 vanwege het gieten van een nieuwe klok te innen op de kerkmeester van Neer Andel en een vordering op schout en gerecht van Poederoijen.
Op 30 mei 1650 bevestigt Emmerentiana Bogerts de ontvangst van een bedrag van f 350 van Balthasar van Postel ter aflossing van twee plechten gevestigd op het huis in de Springweg hoek Visserssteeg. Tevens procuratie op Cornelis Both, medicijnen doctor, om voornoemde plechten en een plecht van f 300, gevestigd op een huis aan het Oudkerkhof, te laten casseren.
Op 14 juli 1657 benoemt Thomas Both, zoon van Folcken Bot ende Cornelia Rijcken, in leven echtelieden, Willem Wttenbogaerdt om van broer en zwager doctor Cornelis Bot en apothecaris Floris Sas te Utrecht een kopie van het laatste testament van zijn moeder te verzoeken, staat en inventaris te vorderen van de boedel van zijn ouders en om na scheiding van zijn aandeel in de boedels van zijn overleden ouders, grootmoeder Emmerentia Bogarts, oom Wouter Bot en zuster Weijntgen Bot te ontvangen.
Op 15 februari 1659 transporteren de mede-erven van Emmerentiana Bogaerts en van Gerrit Both en Geurt Both, voor het gerecht van Oostveen een perceel land ten behoeve van de executeurs van het testament van Huijbrecht Emont van Buchell, alsmede voor het gerecht van Utrecht het huis de Clock en de Busle in de Wittevrouwenstraat ten behoeve van Gerrit Cornelissen van Geeff en het huis en erf het Ramshooft aan de Neude ten behoeve van de koper, alsook een partij land en rosmolen c.a. te Heusden in de Neder-Betuwe en een partij land te Eemnes ten behoeve van de respectieve kopers. Genoemde erven zijn Florens Zas gehuwd met Anna Both, Nicolaa Both, Johan van der Nijpoort, Willen Uijttenbogaert gehuwd met Cornelia van der Nijpoort, de kinderen en mede-erven van Walburga Both in leven weduwe van Johan de Munter. Op 15 april 1659 benoemen Henrick van der Horst en de erven van Joost van der Nijpoort, Seger van Achtevelt om te procederen, speciaal om een zaak tegen de erven van Emmerentiana Bogaerts, stiefmoeder van Folphert van der Nijpoort, voort te zetten.
Op 26 oktober 1664 transporteren de erven of rechthebbenden van Henrick Both, Geurt Both en Emmerentia Bogaerts het huis c.a. genoemd Die Busse ende Clock, gelegen aan de Wittevrouwenstraat ten behoeve van Gerrit Cornelissen van Geesthuijsen, bakker te Utrecht.
Op 18 juni 1670 casseren de erven van Emmerentiana Bogaerts voor het gerecht van Utrecht een plecht van f 2000 ten laste van Peter Verlaen vanwege aflossing.
Uit dit huwelijk:
1 Geurt Both, begraven 21 juni 1624 in de Buurkerk te Utrecht
2 Folcken Both, wijnverlater, overleden november-december 1626 (aangetekend 11 december 1626), begraven in de Buurkerk te Utrecht. Gehuwd met Cornelia Cornelis Rijcken in ’t Geleij, overleden mei 1657 (aangetekend 1 juni 1657), begraven in de Buurkerk te Utrecht
3 Gerrit Henricxsz Both, klok- en geschutgieter (1599-1609), overleden april 1615 (overluid 8 april 1615 te Utrecht). Gehuwd 10 november 1603 in de Domkerk te Utrecht met Davidgen Knijfs, overleden april 1604 (overluid 14 april 1604 te Utrecht). Gehuwd op 11 mei 1606 voor het gerecht te Utrecht met Neeltje Gerrit Woutersz van Zanthen, waerdin in den Herpe, dochter van Gerrit Woutersz van Zanthen, overleden januari-februari 1616 (overluid 2 februari 1616 te Utrecht)
4 Anthonia Both, overleden juli-augustus 1625 (aangetekend 8 augustus 1625), begraven in de Buurkerk te Utrecht. Gehuwd op 15 januari 1614 voor het gerecht te Utrecht met Folphert Joosten van der Nijpoort, rentmeester van het kapittel van St. Marie (1637-1649), zoon van Joost Willemsz van de Nijpoort en Cornelia Jans van der Meer, overleden mei-juni 1657 (aangetekend 8 juni 1657), begraven in de Mariakerk te Utrecht
5 Wouter Both, adelborst onder Ernst Casimir grave tot Nassau (1607), klokgieter (1625-1640), overleden januari 1644 (aangetekend 22 januari 1644), begraven in de Buurkerk te Utrecht
7 Wilhelmina Both, overleden april 1641 (overluid 23 april 1641 en aangetekend 3 mei 1641), begraven in de Buurkerk te Utrecht. Gehuwd op 5 oktober 1622 voor het gerecht te Utrecht met Johan Saell van Vijanen, wijnkoper, advocaat te Utrecht, overleden februari 1666 (aangetekend 19 februari 1666), begraven in de Buurkerk te Utrecht
8 Walburge Both, overleden mei 1656 (aangetekend 27 mei 1656), begraven in de Buurkerk te Utrecht. Gehuwd op 3 december 1625 voor het gerecht te Utrecht met Johan de Munter, advocaet hove van Utrecht, overleden maart 1648 (overluid 7 maart 1648 en aangetekend 20 maart 1648), begraven in de Buurkerk te Utrecht