Arent Tou Jansz, gezworene ’t Woudt (1514, 1540), zoon van Jan Arentsz Tou en Lijsbeth NN, geboren 1488-1489, overleden 1540-1541
Gehuwd met
Lenertgen Pieters, geboren ca. 1510, overleden 1571-1578
Gehuwd met
Jacob Gerritsz, gezworene van Woutharnasch (1555), zoon van Gerrit Jacobsz, geboren ca. 1500, overleden 1555-1561
Bronnen: 1) hogenda.nl, 2) Repertorium op de lenen van de Hofstad te Hontshol, 1253-1770, C. Hoek. In: Ons Voorgeslacht’, jrg. 27 (1972), 3) Repertorium op de grafelijke lenen in Maasland, 1258-1648, C. Hoek. In: Ons Voorgeslacht’, jrg. 25 (1970), 4) 10e penning van Woud- en Hoogharnasch 1561, C.F. Kwakkelstein en I. Vellekoop. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 51 (1996), 5) Protocol van transporten en schuldbrieven van ’s-Gravenzande en Zandambacht 1550 – 1581 (ora ’s-Gravenzande en Zandambacht inv. 1). Teun van der Vorm (versie 1.0 d.d. 22-5-2018), 6) L. Lapikás, Kwartierstaat Van Schothorst, version 10.2, Muiden, 2016 (met verwijzingen naar Prometheus deel II, VII, IX, 12, 13 en 14), 7) Acten betreffende Delfland (deel 1), C. Hoek. Informatie op ’t stuck der verpondingen van Hollant etc. in 1514. Archief Grafelijke Rekenkamer. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 52 (1997), 8) Acten betreffende’ t Woud, C. Hoek. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 39 (1984)
Op 7 maart 1511 verkoopt Thou Jansz op de Zwet een rente van 6 pond Hollands jaarlijks uit zijn woning, losbaar met 12 pond Vlaams aan mr. Pieter Jan Claesz, priester te Delft.
In 1512 op Dijcxhorn op die Harnas 3½ schelling hollands per morgen: Tou Jansz. met zijn broers 13 morgen, en Tou Jansz opt Swet 5½ morgen 1 hond.
Op 17 december 1512 komt Heer Willem Jansz, als bezitter van de Onze Lieve Vrouwenkapelrie in de kerk van Wateringhe, genaamd de butterkapelrie, overeen met Martijn van Groenevelt, Tou Jansz, Aerent Gherijtsz, Claes Claesz en Neel Jansz, die 50 morgen land gebruiken tegen 3½ schelling hollands per morgen en een vierde vat boter per 7 morgen, dat zij voor een vierde vat boter zullen geven 3 pond 15 schelling hollands, te betalen op 12 november in het huis van heer Claes Jansz te Naeldwijck, kanunnik aldaar, met ingang van 1513.
Op 20 september 1514 is Aernt Thou Jansz beleend met 3½ morgen land na overdracht door heer Frans Alewijnsz, priester. Voogd: Jan van Buren.
Op 22 oktober 1514 in het overzicht van verpondingen onder ’t Wout en Harnasch: Thou Jansz. oud 25 jaar en Adriaen Hugez. oud 44 jaar, gezworenen, attesteren.
Op 11 november 1514 Jan de Hueijter, schout van Delft, na overdracht door Aerent Touwe Jansz.
Op 22 mei 1519 is Tou Jansz opte Zwet beleend met de helft van 5½ morgen land in ’t Woudt, na overdracht door Gerrit Jacobsz.
Op 3 juli 1535 transporteerde Tou(w) Jansz aan Baertoudt Wil(le)ms de gerechte helft van 19 morgen land, gelegen op te Harnas. gemeen met de zusters van het St. Ursulaconvent binnen Delft. Op 2 mei 1567 droegen Adriaen Barthoutz, Barthout Barthouts en Jelle t Jaertz als getrouwd met Margriete Barthoutsdr, allen “op te Bilt in Vrieslandt”, dit land wederom op aan Jan Thouwesz.
Op 26 januari 1536 verkopen Joost Hillebrantsz, ambachtsbewaarder van den Hof van Delft, Willem Willemsz en Michiel Claesz, gezworenen aldaar, oorkonden dat Jan Cornelisz die Voecht, Joest Cornelisz en Cornelis Cornelisz, kinderen van wijlen Cornelis Jansz die Voecht, Jan Pietersz, Marijtgen en Neeltgen Pietersdochter, kinderen van wijlen Fijtgen Jansdochter, Aernt Thou Jansz en Heijnrijck Kerstantsz als voogden door het gerecht van Harnisch aangesteld over de 6 weeskinderen van wijlen Simon Jansz die Voecht, aan Adam Heijnricksz de goederen van wijlen hun grootmoeder Marrijtge, weduwe van Jan Phillipsz, behalve haar kleren, juwelen en het niet aangesneden linnen laken, nl. huizen, schuren, bergen, geboomte, paarden, koeien en ander vee met bijbehorende roerende goederen. Drie weren hofland in het elf-en-halfde weer in de Hof van Delft, groot 21 morgen, met de boerderij die op een weer staat; 1 morgen hofland gelegen voor Dijxhoren en 11 hond hofland in de Pueldijck, verpacht aan Pieter Jansz op de Sweth, een derde van 44 morgen land, leenroerig aan de graaf, 13 morgen land in Hodenpijl, het gebruiksrecht van 3 morgen 1 (hond?) land, dat in erfpacht wordt gehouden aan de karthuizers van Sint Geertenberch. Borgen: Simon Claesz en Arent Thou Jansz op de Sweth.
Op 3 juni 1540 oorkonden Gerrijt Dircxz den Harst, schout van Woudt Harnasch, Thouw Jansz en Jorijs Cornelisz, gezworenen aldaar.
Op 29 december 1541 is Jan Arent Touwez beleent met de helft van 5½ morgen land in ’t Woudt. Hij draagt het leen over aan zijn moeder Lenaertgen Pietersdochter, gehuwd met Tou Jansz opte Zwet te versterven op haar oudste zoon Jan Arent Touwez gewonnen bij Arent Tou Jansz. Op 25 februari 1578 Jan Arent Touwez opte Zwet bij dode van zijn moeder Lenertgen Pietersdochter.
Op 10 november 1542 verkoopt Lenairtgen Pietersdr weduwe van Thou Jansz op het Swet de helft van 7 hond land te ‘s-Gravenzande verkocht aan Pieter Clais Backer aldaar.
In het kohier van de 10e penning van Woutharnasch uit 1561 is opgenomen:
De weduwe van Jacop Geritsz, wonende opt Zwet, gebruijct 3 margen teelants, hair eijgentlijck toebehorende, streckende westwairts nair den Molensloot toe, den margen getauxeert op 6.10.0, facit 19.10.0, comt den 10en penninck 1.19.0
d’voors. Wedue van Jacop Geritsz gebruijct 26 margen 3 hont lants dair oestwairts an gelegen met drie weeren neffens malcanderen, streckende van de Zwetwech zuijtwairts totte Molensloot toe, mit huijs, scuijr, bargen ende boomen, staende op ‘t middelste weer ende es in de voors. margentalen begrepen ontrent 17 margen teellants ende de reste weijlant, al t’samen hair eijgentlijcken toebehorende, den margen mittet huijs getauxeert op 6.16.0, facit 180.4.0, comt den 10en penninck 18.0.4
d’Voors. Wedue van Jacob Geritsz opt Zwet gebruijct 5 margen 3 hondt weijlants daer oestwaerts an, streckende van de Zwet zuijtwairts op, haer eijgen competerende, den margen getauxeert op 6.0.0, facit 33.0.0, comt den 10en penninck 3.6.0
Cors Philipsz, wonende opt Zwet, huijrt van de Wedue van Jacop Geritsz opt Zwet, 3 hont buijtendijcxlant tusscen de Zwet ende Zwetwech gelegen, voor 2.2.0 ‘sjaers, comt den 10en penninck 0.4.2
(?) Op 23 oktober 1561 Floris Gerritsz bekende schuldig te wezen Lenertgen Pietersdr de som van 20 ponden groot Vlaams vanwege koop van een huis en erf staande op de Vaarten binnen de stad ’s Gravenzande. Lenertgen Pietersdr met haar gekoren voogd bekende verkocht te hebben aan Floris Gerritsz een huis en erf staande op de Vaart binnen de stad ’s Gravenzande.
Op 20 oktober 1565 bekent Jan Touwesz aan Lenertge Pietersdr, sijne moeder, schuldig te zijn de somme van f 9600 wegens de koop van de woning daar Lenertgen voorschreven nu ter tijd op woont en verbindt daartoe de woning en nog de helft van 32 morgen 2 hont eigen land in de Hof van Delft.
Op 25 februari 1578 oorkonden de schepenen van Woutharnas en Groeneveld dat zij ‘verleent hebben verlijen en verleenen mitsdesen onse brieven Jan Arent Touwens opt Swet, de helft van sestalff margen lants gelegen opt Wout in Jansambacht van Groenevelt gemengder aerden mit hen ende zijne mede erfgenaemen van wijlen Arent Touwe Janss sijn vader, belegen opte oostzijde selver mit eijgen, mit der erffgenaemen voorss opt zuijteijnde die Vlietsloot, opto westzijde hij selffs mette voornoemde andere erffgenaemen, opt noorteijndc de Swetwech den voorn. Jan Arent Touwenss aengecomen bij doode ende overlijden van Lenaertgen Pietersdochter sijne moeder, die tselve lant van ons te leen te houden plaeh’. In mei 1584 koopt Jan Arent Touwes van zijn broer Arent Touw Jacobsz alle percelen land die hij door het overlijden van hun moeder Lenertgen Pieters in bezit is gekomen. ‘Te weten eerst een vierdepaert van sestalff margen lants genaemt die vette wij belast met boterpacht, belopende die seven margen met een kinnetgen boters, mitsgaders elcke margen III blancken tsjaers,, belendt aen de noordzijde die swedtwech, doestzijde Adriaen Jacob Bruijnsz en Cornelis Jorisz tijsuijtende ende de westzijde Jan Touwez voorss met S. Urselen convent. Noch een vierdepaert van XVI hontlants genaemt tbuijtelant dair een Bijstuijn opstaende is, belendt aentsuijteijnde die Swedtwech aentnoorevnde de swet, twesteijnde Jan Reijersz tot Delff. Noch een vierdepaert van XXX morgen 11 hont lants eijgen ofte vrijlant in welcke XXX margen 11 hont lants begrepen is het leen ende is groot omtrent II margen III hont, belendt het noerteijnde de Swetwech doestzijde Jan Touwez ende S. Urselen convent tzuijteijnde de molensloot de westzijde Jan Reijersz voorschreven. Noch die helft van V½ margen lants gelegen opt Woudt inde polder genaemt poeldijck ende is belendt aent noorteijnde die Swedtcae aent zuijteijnde de molensloot ande oestzijde Pieter Allertsz cum socijs ende Crijntgen Jansdr de wede van Claes Prsz aende westzijde het gasthuijs te Delff. Ende geeft hij comparant opte coepe vande zelve landen toe zijn gerechte helft vande ruijetvelde inde Lijer mits dat den comparant triet dair opwassende zal moegen laten snijden zoelange zij gebroeders beijde in levende liive zijn. Geeft hij comparant noch de gerechte helft van een halff margen buijtenlants gelegen opt Woudt aende woninge van Claes Dircxs alias Osgen ende Arent Cornelisz beijde opt Swedt’.
Uit dit huwelijk: