Croft, Jacob Cornelisz van der (ca. 1525-<1599)

Jacob Cornelisz van der Croft, zoon van Cornelis Jansz van der Croft en Adriaentgen Pieters, geboren ca. 1525, overleden < 20 juni 1599

Gehuwd met

Neeltje Arijens, begraven 23 juni 1606 in de kerk te Naaldwijk

 

Bronnen: 1) hogenda.nl, 2) Twee geslachten Vercroft in Delfland, waaruit families Van der Kroft en Van der Krogt, Dr. P.C.J. van der Krogt. In: Ons Voorgeslacht’, jrg. 54 (1999), 3) Begraaflijsten Naaldwijk (Westland) 1587-1700, J.H. Brakke. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 28 (1973), 4) Repertorium op de lenen van de hofstad te Hontshol, 1253-1770, C. Hoek. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 27 (1972), 5) Notariële akten Zuid-Holland voor 1843, Inventarisnummer 6164, d.d. 1594-1602 Naaldwijk. Notaris Cornelis Aertsz. Ketelaer. Bewerking door Anthonius van der Tuijn te Rhoon, 6) Oud rechterlijk archief Naaldwijk (1555-1565) inv. 1. Bewerkt door Pieter van der Hoeven. Historisch Archief Westland, Naaldwijk, 7) Oud rechterlijk archief Naaldwijk (1581-1587) inv. 4. Bewerkt door Pieter van der Hoeven. Historisch Archief Westland, Naaldwijk, 8) Oud rechterlijk archief Naaldwijk (1595-1604) inv. 6. Bewerkt door Pieter van der Hoeven. Historisch Archief Westland, Naaldwijk, 9) Kohier van de 12e penning van Wateringen 1572 (NA, Staten van Holland en West-Friesland 1572-1795 inv. 1290M). Teun van der Vorm (versie 1.0 d.d. 26-12-2016)

Jacob koopt op onbekende datum land in het Stormsweer te Wateringen.

Op 15 november 1547 wordt Jacob Cornelisz van der Croft beleend met 5 hond land tussen de Merendijck en de Broeckweg in Wateringen, na overdracht door zijn broer Adriaen Cornelisz van der Croft. Adriaen Cornelisz van der Croft was hiermee beleend op 5 november 1525 na dode van zijn vader Cornelis Jansz. Op 18 maart 1560 Adriaen Arlewijnsz te Delft na overdracht door Jacob Cornelisz van der Croft,

Op 3 maart 1560 stilo co(mmun)i Jacob Cornel(is)z wonen(de) ande Merriendijck out ontrent XXXV jaren en(de) Doe Doez wonen(de) inden ban van Waterijnghe out ontrent XXXVIII jaren rechtel(icken) daer toe geroupen zijn(de) ten versoecke van Maertijn Gerritsz ende Adriaen Cornel(is)z Oesteijn(de) soe hebben die voirn. comparanten verclaert … inden eersten seijde Jacob Cornel(is)z hoe dat hij te samen mit Doe Doez en(de) die voirs. requiranten inden jare van acht en(de) vijftich geweest es binnen den Haghe en(de) daer
wesende is bij heml(uijden) gecomen eenen Aem Pietersz wonen(de) inden ban van Waterijnghe die mede borch stont voir een vijfde paert vande lasten die soude mogen coemen
upte wonijnge van Job Ccornel(is)z.

Op 4 juli 1560 Maertijn Gerritsz out ontrent XLI jaren, Cornel(is) Jansz Proest oudt ontrent XL ofte XLI jaren, Aelken Cornel(is)dr wed(uw)e wijlen Heiman Adriaensz z: oudt ontrent XXXIX jaren, Marijcken Jan Doez oudt ontrent LXIII jaren, Neelken Adriaensdr oudt ontrent XXXIX jaren en(de) Marijcken Hermensdr oudt ontrent XXXVI jaren rechtel(icken) daer toe geroupen zijn(de) ten versoucke van Jacob Cornel(is)z wonen(de) ande Merriendijck tot Naeldwijck soe hebben die voirs. comparanten verclaert … inden
eersten heml(uijden) vanden voirn. Jacob Cornel(is)z gevraecht wesende off zijluijden die moeder van Jacob voirs. oijdt hebben hoeren seggen dt den heiligen gheest tot Waterijnge
eenich lant soude hebben leggen(de) inde weijde daer Jacob Cornel(is)z zijn koeijen weijende is die welcke groet es dortien margen daer up die voirn. Cornel(is) Jansz Proest seijde dat hij mit die moeder van Jacob Cornel(is)z gewoent hadde gehat ontrent twaelff jaren maer en hadde haer noijt hoeren seggen dat den heiligen gheest van Waterijnghe inde voirs. weijde eenich lant leggen(de) hadde … [soortgelijke verklaring] Aelken datse haer moeder dat noijt en heeft hooren seggen.

Op 1 maart 1561 stilo co(mmun)i Doe Doez wonen(de) inden ban van Waterijnge oudt ontrent XL jaren en(de) Jacob Cornel(is)z wonende ande Merriendijck oud ontrent XXXVI jaren rechtel(icken) daer toe geroupen sijnde ten versoucke van Maertijn Gerritsz ende Adriaen Corenl(is)z Oesteijn(de) soe hebben die voors. comparanten verclaert warachtich te
wesen dat heml(uijden) nijet en ghedenkc noch voor en staet dat eenen Aem Pietersz wonen(de) tot Waterijnghe oijt ghelt gheboeden heeft voorde wonijnghe en(de) landen daer
hij thans op woent ten tijde die selfde bij decreet vanden hove van Holl(an)t vercoft werde.

Op 15 oktober 1561 compareerden op verzoek van Cornelis Huygesz als getrouwd hebbende het achter gebleven weeskind van Ad. Cornelisz Vercroft: Dirck Cornelisz Inden Dorthouck, oud 48 jaren, Pieter Cornelisz Hogewerf, oud omtrent 51 jaren, Jacob Cornelisz, oud omtrent 34 jaren en Pietertge Adriaensdr, oud omtrent 38 jaren en hebben zij deposanten verklaard, Dirck Cornelisz bij ede die hij als schout van de hoge heerlijkheid van Honsholredijck gedaan heeft, Pieter Cornelisz, Jacob Cornelisz en Pietertge Adriaensdr bij ede die zij daartoe gedaan hebben; ten eerste Dirck Cornelisz alleen hoe dat hij ‘tanderen tijden’ aan Adriaen Cornelisz gegeven heeft een som van 12 £ groot vlaams, die hij deposant schuldig was aan Jan Dircksz Vercroft zaliger gedachtenis en verklaarde hij voorts dat hij dezelfde Adriaen Cornelisz verschillende keren heeft horen zeggen dat hem de penningen kwamen van de woning van Jan Dircksz Vercroft en nog zei Adriaen Cornelisz tegen de deposant ‘waerschoudt mij wanneer daer enijge penninge verschijne vande woninge. Ick verseckere U een paer stoop wijns want anders en weet ick van hem nijet te crijge voort soe vraechde hij deposandt den voorn. Adriaen Cornelisz hoe veel penninge hem nog regtende waren vande woninge daer op Ad. Cornelisz hem antwoerde ende seijde hij en soude mij mit geen twee mael XII £ VI. betalen.” Deposeert Pieter Cornelisz Hogerwerf alleen hoe dat Dirck Jansz, de zoon van Jan Dircksz Vercroft, na het overlijden van zijn vader bij hem gekomen is, verzoekende van hem dat hij wilde passeren ‘quitancie ofte quijtsceldinge’ van brieven beroerende de koop van Jan Dircksz. zijn vaders woning, waarop hij deposant antwoorde ‘hoe soude ick U quitancie daer van passere, Ick en hebbe noijt enijge penn. van U ontfangen.’ Pietertge Adriaensdr verklaarde alleen hoe dat zij Meritge Jansdr haar moeder wel dikwijls heeft horen zeggen dat ‘zij nijet en conde geraecken ande betaling vande coop vande woninge van Jan Dircksz Vercroft.’ Jacob Cornelisz verklaarde dat hij Adriaen Cornelisz wel dikwijls heeft horen zeggen dat zij ‘nijet en conden geraecken ande betaling vande coop vande woninge van Jan Dircksz Vercroft.’

Op 22 december 1561 Gesworens van Naeldwijck en(de) Cornel(is) Corvijn Heinricxz secretaris aldaer doen condt eenen ijgel(icken) rechtel(icken) daer toe gedaecht zijn(de) ten
versoucke van Jacob Cornel(is)z wonen(de) ande Merriendijck en(de) verclaeren hoe dat tot Naeldwijck een gemeen kostume es dat soe wanneer eenighe personen ghecoft hebben
eenighe brieven hetzij pennijnckbrieven, rentebrieven ofte andere der gelijcke dat alsdan den ghenen die de penn(ingen) schuldich is binnen siaers de coep vanden selven brieff mach naesten. 

Op 27 november 1564 Aern Pietersdr wonende te Wateringen contra Adriaen Cornelisz Oesteijnde en Marten Gerritsz te Naaldwijk. Enkele jaren geleden had Job Cornelisz verkregen een woning en landen, waarop zekere renten waren blijven staan, hierover waren brieven van 31 mei 1554. De gedaagden, mitsgaders Jacob Cornelisz, Pieter Cornelisz en jonge Doe Doesz hadden beloofd deze woning ten eeuwige dage te waren van alle lasten, uitgezonderd de voornoemde renten.

Op 6 juni 1565 Ph(ilip)s Jansz wonen(de) anden Swartendijck out ontrent XXXV jaren, Isbrant Ph(ilip)sz wonen(de) op Honsholredijck out ontrent XXX jaren beijde negens en(de) welboren mannen van Naeldwijck ende Jacob Cornel(is)z wonen(de) ande Merriendijck out ontrent XL jaren rechtel(icken) daer toe verdaecht zijn(de) ter instantie van Dirck Jansz Vercroft onsen buijerman ende hebben verclaert dat zijl(uijden) alle te samen daer bij aen en(de) over geweest zijn in april a° LXIIII ofte daer ontrent weinich voer ofte nae dat eenen W(ille)m Adr(iaens)z smit desen requirant vercoft heeft zeeckere wonijnge en(de) landen die eenen Cornel(is) Hugez. eertijts binnen den ban van Naeldwijck plach te besitten.

In het kohier van de 12e penning van Wateringen uit 1572 is opgenomen: Jacob Cornelisz heeft ingebrocht voir Arijen Arlewijnsz. 9 mergen eijgens gelegen aen twee percelen de
mergen getaxeert op 4,5 gld. compt 40 gld. 10 st.

In 1581 (gezegeld 27 september 1581) Pieter Corn(elis)z wonen(de) tot Wateringe als getrout hebbende de wed(uw)e van Adriaen Ariensz Caer en(de) Adriaen Willemsz als voocht van Maritgen Adriaensdr weduwe wijlen Adriaen P(iete)rsz in zijn leven woonachtich aen Quinshoel ons verthonende zeeckere brijeff van indemnite hijer nae van woorde tot woorde geinsereert luijden(de) aldus:
‘Wij Jacob Chuijtensz en(de) Corn(elis) Arentsz scepenen des gerechts van(de) Wateringe oirconden eenen ijgelicken dat voir ons gecomen en(de) gecompareert zijn Pieter Corn(elis)z als getrout hebbende de wed(uw)e van Adriaen Ariensz Caer wonen(de)binnen onsen amb(ach)te voir hem selven en(de) noch als actie en(de) transport hebbende van Corn(elis) Corn(elis)z aende Swartendijck man en(de) voocht van Claesgen Adriaensdr ende Adriaen Pietersz aen Quinshoel als getrout hebbende Maritgen Adriaensdr alle  erffgen(amen) van za: Adriaen Claesz in zijn leven woonachtich aende voirs. Quinsheul en(de) bekenden zij comparanten tot haeren laste genomen te hebben alsulcke jaerlixe losrente van vijff ponden grooten vls. tsiaers mette hooftsomme vandijen als eenen Corn(elis) Hugenz wonende in zijn leven tot Naeldijck eertijts geconstitueert hadde ten behouve van eene Grietge Cammaeckers in haer leven woonachtich inden Haege onder welcke rente en(de) hooftsomme voirs. de selve Corn(elis) Huijgensz tot speciale hypoteecke verbonden hadde zeeckere vijerdalff mergen lants geleegen binnen onsen ambachte inde woninge vanden voirs. Adriaen Claesz nu gepossideert bij Pouwels van Beresteijn cum s(ocij)s … eertijts de selve vijerdalff mergen naede constitutie van(de) voirs. rente bijden voirs. Corn(elis) Huijgensz den voirn. Adriaen Claesz vercoft. Noch zeven hont lants geleegen meede binnen den voirs. ambachte in de woninge van P(iete)r Steffensz bijden selven meede eertijts vanden voirs. Corn(elis) Huijgensz gecoft … welcke rente dvoirs. Corn(elis) Huijgensz inde voirs. vercopinge aen hem en(de) tot zijnen laste behouden hadde ende de selve naederhant wederom int vercoopen van zijn woninge aengegeven in minderinge vande cooppenn(ingen) eene Jonge Huijch Huijgensz, Pieter Jacobsz inde Lijer, Pieter Engelsz aldaer en(de) Corn(elis) Eliasz tot Naeldijck dan alzoe tselve nu bij accoord gecomen es tot laste vande voirs. comparanten, soe beloofden zijluijden den voirs. Jonge Huijch Huijgensz derffgen(amen) ofte dactie hebbende vanden boel van P(iete)r Jacobsz, Pieter Engelsz, derffgen(amen) van Corn(elis) Eliasz mitsgaeders dvoirs. Pieter Steffensz en(de) dvoirs. seven hont lants oock meede de naezaet en(de) de erffgen(amen) van Jan Dirxz Vercroft met Adriaen Willemsz als possideerende de woninge van Jacob Corn(elis)z Vercroft welcke Jan Dirxz en(de) Jacob Corn(elis)z haer selven mitsgaeders haere woningen verobligeert hadden voirde voirs. rente als borge ende mede principaele … mitsgaders ouck Dirck Jansz Vercroft als possideerende de woninge van(de) voirs. Corn(elis) Huijgensz ende allen anderen die tselve wt saecke vandijen soude moogen aengaen …
Tot meeder zeeckerheijts compareerden noch Arijen Willemsz woonachtich aenden Merrijendijck en(de) Jan Arentsz in Naeldijckerbroeck ende constitueerde hemluijden tot
borgen. … gebeeden deersame Corn(elis) Corstijensz van Duijn onsen scoudt dat hij zijn zegel hijer onder aen gehangen heeft upten XVIIen septembris a° XVC eenentachtich.’
Ende wat de voirs. comparanten ons verclaerden dat desen voirs. geinsereerde brijeff van indemnite dijende ten behouve van diversche perzoonen inde zelfde geroert de welcke
daervan elx begeerden te hebben een exemplair ofte vidimus daer mede zijluijden en(de) elx van hem in toecomende tijde en tnoot dede hemluijden mede mochten behelpen jegens den selven die rente indijen geroert tot haeren laste genomen hebben en(de) haren borgen.

Op 20 juni 1599 Jacob Corn(elis)z cleermaecker en(de) bekende vercoft te hebben Neelgen Arijensdr wed(uw)e van wijlen Jacob Corn(elis)z Vercroft een huijs en(de) erve staende en(de) geleegen en(de) belent gelijck d’onderste deursteecken brijeven.
Op dito Neelgen Arijensdr wed(uw)e wijlen Jacob Corn(elis)z Vercroft met haer gecoren voochds hant in desen Corn(elis) Jacobsz Vercroft en(de) bekende schuldich te weesen Jacob Corn(elis)z cleermaecker de somme van tweehonderd gulden uijt saecke van coop van een huijs en(de) erve staen(de) en(de) geleegen binnen den dorpe voors.

Op 21 juli 1602 maakt Neeltgen Adriaensdr, weduwe van Jacob Cornelisz Vercroft, wonende te Naaldwijk, haar testament, geassisteerd door Cornelis Jacobsz en Joost Jacobsz Vercroft, beiden haar mede aldaar wonende kinderen. Zij revoceert de voorgaande testamenten, verleden voor notaris Jan van Smeeden. De comparanten bekennen geaccordeerd te zijn, te weten de voornoemde Cornelis Jacobsz ter ene zijde en Neeltgen Adrijaensdr met Joost Jacobsz haar zoon ter andere zijde, beroerende het gebruik van 8 hond land en 9 hond bruikwaar, wat daarmee gemeent ligt, door de voornoemde Cornelis Jacobsz nu ettelijke jaren gebruikt van zijn moeder, waartegen dezelve Cornelis Jacobsz aan zijn moeder haar schulden betaald heeft zodat het met elkaar verrekend is tot Kerstmis 1599. Hij zal het land blijven gebruiken tegen f 31-05-00 boven de huur van de bruikwaar. Zo zal Joost Jacobsz daartegen believen van hun moeder jaarlijks te mogen ontvangen van Pouwel Adrijanesz van Dijck, een rente van f 31-05-00. Gedaan ten huize van Cornelis Jacobsz Vercroft ter presentie van Dirck Cornelisz van der Velden en Dirck Gerritsz, beiden wonende te Naaldwijk, als getuigen.

Op ongedateerd (vermoedelijk tussen 17 januari en 18 april 1603): Corn(elis) Jacobsz Vercroft ende bekende schuldich te wesen de naegelaeten kinderen van zijne overleden huijsfr(ouw) za: Maertge Pieters inder echte geprocreert bij Pouwels Janssen ter saecke van haer moederl(ijcke) erff ende besterffenisse te weten dat de voors. comparant zall blijven in tbesit van het huijs jegenwoordich bij hem bewoont mitsgaders bijhuijs barch schuer ende alles wat daer aert ende nagelvast an is … ende zullen noch de voors. kinderen met naemen Pieter Maertsz als man ende voocht van Willimke Pouwelsdr, Corn(elis) Jacobsz Tou aende Maesdijck als man ende voocht van Maritge Pouwelsdr en(de) Jacob Cornelisz alle te saemen kinderen ende erffgen(amen) van(de) voors. Maertge Pieters desisteren en(de) affstaen ter saecke van desen alle alsulck recht ende actije van erffenisse als hen tesaemen en(de) elcx van hen competerende waren wten boel van Neeltgen Arents wed(uw)e van Jacob Cornelisz aenden Merrijendijck, vader van(den) voors. Corn(elis) Jacobsz Vercroft mitsgaders noch behouden de actije ende toegifte van vier mergen bruijckwaer waer vooren de voors. comparant belooft heeft te betaelen eens de somme van negenhondert carolus guldens.

Op 23 juni 1606 is begraven Neeltje Cornelisdr, Cornelis en Joost Jacobsz Vercrochts moeder, in haer mans grafstede in de kerk, 3.15.-.
Op 15 januari 1615 is begraven Cornelis Jacobs Vercrocht vriendengraf, 3.10.-.

 

Uit dit huwelijk:

Joost Jacobsz Vercroft

Cornelis Jacobsz Vercroft, herbergier in de “Toorenburg” op het Marktveld (nu Wilhelminaplein) te Naaldwijk, begraven 15 januari 1615 te Naaldwijk. Gehuwd op 25 augustus 1585 te Naaldwijk met Maertge Pieters, overleden < 18 april 1603. Gehuwd op 28 maart 1607 te Naaldwijk met Commertge Crijnen