Willem van Doirnick, schepen (1433-1458) en burgemeester (1443-1447) van Arnhem, stadhouder van het gericht (1444), schatmeester van de Veluwe (1446), zoon van Wijnant van Doirnick, overleden > 16 maart 1459
Gehuwd met
Agnes van Heerde
Gehuwd met
Margriet NN
Bronnen: 1) geldersarchief.nl, 2) hetutrechtsarchief.nl
Links het zegel van Willem van Doirnick, schepen te Arnhem, op 29 mei 1454. Randschrift: S WILLEM/VA DO-NIC. Voorstelling: wapenschil met dwarsbalk, gewende helm met staand dier, twee wildemannen als schildhouers (Bron: Gelders Archief, numer 2000-6161-reg.no. 930/1).
Op 14 december 1429 ‘des iersten daiges na Sente Lucien dach der Heiliger jonfrouwen’ oorkonden Winant Ridder en Jacob Bijerwissch, schepenen te Arnhem, dat Wilhem van Doirncik en Wouter Brentinck op nader aangegeven wijze een magescheid tot stand hebben gebracht tusschen Gerit van Kreeck, diens vrouw Geertruijt, Derick Uden zoon, diens vrouw Aleit, en Griete, weduwe van Henrich Lijndman, zuster van Geertruijt en Aleit, ter eenre, en Claes Henrick Snijders zoon ter andere zijde, van de goederen, Claes aangekomen van zijn ouders.
In vigilia Symonis et Jude 1438 bekent Johannes Wijnrank Johannis schuldig te zijn Wilhelmus van Doirnick 7 Rijnse gl., [te betalen] te midwinter toekomende, sub expandatione bonorum omnium.
Feria quarts post Viti 1439 bekent Henrick Wilhem Hugen zoons schuldig te zijn Wilhem van Doirnick 100 goede keurvorster overlenssche gl., te betalen Petri ad Cathedram toekomende, sub expandatione bonorum omnium.
In 1441 draagt Jacob van Aemb en tijnsgenoten op aan Willem van Doirnick een tijns van zes oude schilden uit het huis het hofstede van Gherit van Rijckerswoirde Gheerlochs soen in de maalschap van Rijckerswoirde kerspel Elst.
Feria tercia post Martini hiemalis 1442 bekennen Henrick van Lienen en Wilhem van Doirnick schuldig te zijn ad usum civitatis 225 Rijnse gl. naar vermogen van een schepenbrief, te weten: Henrick van Lienen voor de ene helft en Doirnick en Steven [!] voor de andere helft.
Feria sexta post Odulphi confessoris 1443 hebben Coenrait Henrickx zoon en Henrick Alarts, gezworen boden der stad Arnhem, getuigd en gezegd op hun eed dat zij Wilhem van Doirnick vanwege mijns jonkeren van Egmont niet ducker “gebaidt” hebben dart driewerf en die “gebade” is in de moederkerk geschied.
Sabbato post Remigii 1443 heeft Reijner In den Bongart bekend dat hij gebracht heeft aan Wilhem van Doirnick de brief, waarmede Stheven Lenss gemaand heeft tot behoef der stad Arnhem, in dezer mate dat Wilhem van Doirnick voorzegd de stad Arnhem de brief altijd tot haar gezinnen overgeven mag op alzulke dedinge als Wilhem van Doirnick voorzegd en Wolter Gruter tussen de stad en Reijner gededingd hebben; dat is te weten dat Reijner voorzegd voor de alinge brief van de stad hebben zal 290 Rijnse gl., die hem wel “verwist” en “vernuegt” zijn.
Feria sexta post Egidii 1443 Dominus Johannes de Rijenen dixit Wijnando Ridder et Wilhelmo Doirnick vendidisse pignus pandatum filiorum Ottonis de Aller Alardo de Ryenen, fratri.
Sabbato post oc[tavas Passche] 1446 bekent Johan Ludekenss schuldig te zijn Hermannus Heert 8 overlenssche Rijnse gl., de helft [te betalen] Penthecostes toekomende en de andere helft op Jacobi daarna, sub expandatione bonorum omnium; Item Hermannus potentiavit Wilhelmus van Doirnick predictum [fenum].
Feria quarta post Esto Michi 1447 hebben Wilhem van Doirnick en Heymerick Hoyck getuigd dat zij een gescheid in voortijden gededingd en gemaakt hebben tussen Gherit Lijster en Gaidert Emmelrix van het versterf van hun broeders en hun zusters in voorwaarde of het zaak waar dat Geertruijt, hun zuster, nog levendig waar, zo zou Gaidert Geertruden geven van het versterf 1 oude schild ’s jaars.
Feria tercia post Agapiti 1447 heeft Jacob Momme beloofd aan Wilhelmus van Doirnick dat hij hem binnen 8 dagen daarna dat heer Walraven van Moirse bij huis gekomen is opdragen en vestigen zal voor heer Walraven de tiende tot Kesteren, die van Willem van Hemerden te wezen placht; si non, recognovit Jacobus Wilhelmo 100 Rijnse gl., die hij met de schade tot zijns simpel zeggen peinden mag aan huis en hofstede en aan alle goederen van Jacobus.
Op 18 april 1451 brengen Willem van Doirnick en Wijnant Ridder ter eenre en Goesen van den Gruuthuijs en Gerselijs van den Gruuthuijs ter andere zijde een magescheid tot stand tusschen Henrick Wilt en diens zoon Derick Wilt van de goederen, Derick aanbestorven van zijne moeder Geertrude, waarbij bepaald wordt, dat Derick zal krijgen een erf en goed buiten de St. Johanspoirte met twee schuren, landerijen op den Hoegen, te weten de Doirnekamp, gelegen op Lopenre IJnck, een stuk land bij Doirnekamp en 2 stukken land in Wijnant Ridders-kamp.
In 1455 een quitantie van Arnoldus van Ghoer, overste-rentmeester van ’s Lands van Gelre, voor Willem van Doirnick, wegens van hem namens Johan van Lijnden, heer tot Hemmen, ontvangen 100 rijnse guldens in afkorting op de door dezen aan den Hertog verschuldigde 300 guldens, waar Johan er 100 van betaald heeft.
In 1458 een schadeloosbrief van Gerit van Aller voor Willem van Doirnick, Claes van Aller van Stoutenborch en Sweder van Angeren terzake van een borgtocht ten behoeve van Gelijs van der Putt, burger te Gent.
Op 16 maart 1459 ‘op Sent Gertrudenavendt Virginis’ oorkondt Wilhem Heuck, richter in de Overbetuwe, dat Willem van Doernick en zijn vrouw Margriet overgedragen hebben aan Jacob van Scilfhouden een kamp land, groot 4½ morgen, in het kerspel Driel, genaamd Ruterskamp, in het oosten begrensd door het land van het convent van Mariendale, in het zuiden door de Elderzeghe, in het westen door het land van Roloff Momme en in het noorden door de Drielsche Zeghe.
Uit het (?) 1e huwelijk:
1 Henrick van Doirnick, heer tot Doornik, schepen van Arnhem (1471), overleden 1500-1501. Gehuwd in 1471 (huwelijkse voorwaarden in 1471) met Aleid van Bemmel, dochter van Johan van Bemmel en Diederica van Randwijck, overleden 1490-1500
3 Wijnant van Doirnick, kanunnik van de St. Pieter te Utrecht, overleden > 17 augustus 1506