Doirnick, Willem van (-1499/1500)

Willem van Doirnick, schepen van Arnhem (1474-1483, 1487, 1492), huismeester van het Godshuis van Sint Pieter te Arnhem, stadhouder van de richters te Arnhem (1480), tollenaar te Arnhem (1497), rekenmeester van de hertog van Gelre (1499), zoon van Willem van Doirnick en Agnes van Heerde, overleden 1499-1500

Gehuwd met

Stijna van Dalen, overleden 25 oktober 1540 te Arnhem, begraven in de St. Eusebiuskerk te Arnhem

Gehuwd met

Johan van Calis, overleden 9 oktober 1543 te Arnhem

 

Bronnen: 1) geldersarchief.nl, 2) Register op de leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Het kwartier van Arnhem. Bewerkt door Dr. J.S. van Veen, 1917

Links het zegel van Willem van Doirnick, schepen van Arnhem, uit 1481. Voorstelling: wapenschild met gearceerde dwarsbalk. Randschrift: S WILLEM VA DUERNIC (Gelders Archief, nummer 2001 – 450-202/2).

Willem Borre van Doornick is op 8 juli 1460 beleend met een ‘Wiltforster guet’ te Deelen, op 2 november 1462 met de tienden van Kesteren en op 24 mei 1465 met ‘dat guet tot Cleve’.

Sabbato post Martini translationis 1475 Henrick van Doirnick vendidit dictum pignus pandatum Wilhelmo van Doirnick.

Op 27 januari 1480 ’to Cleve up Donresdach na Sente Pauwls dach Conversionis’ geeft Johan, hertog van Cleve en graaf van der Marcke, vergunning aan de stad Arnhem om bij afwezigheid van Johan van der Horst in diens plaats Wilhem van Doirnick tot richter aan te stellen.

Sabbato in die Margareta virginis 1482 Dominus Wijnandus de Doirnick, canonick van de kerk van Sent Peter te Utrecht, heeft overgegeven en machtig gemaakt Wilhem van Doirnick, zijn broeder, zulke 10 gouden Rijnse gl. ’s jaars als hij heeft uit huis en hofstede quondam van Wilhelmus de Doirnick, zijn vader, die God genade, in te manen, met recht weder op te boeren en kwitantie daarvan te geven enz.

Op 23 juni 1484 ‘op Sent Johansavont Baptiste Nativitas to Mijdzomer’ verklaren Wilhelm van Doirnick, Henrick Bentinck, Jacob Ridder en Brant van Delen zich garant voor de jaarlijkse betaling van de rente van 37½ gulden, die Henrick van Doirnick en zijn vrouw Aleit hebben overgedragen aan de huismeesters van de Broederschap.

Feria 3a post Mauricii 1485 Udo to Bueckop en Joffr. Truijde, zijn echte wijf, hebben opgedragen en vertegen Johan van Mekeren en Willem van Doerninck als toevengers en in behoef van Bartelt van Holthuss[en], onmondig kind, wes tot zijn mondige dagen toe 8 Rijnse gl. en 1 oort current [’s jaars] uit hun huis, gelegen aan de Oort, Johan Bierwisch ab uæ en Henrick Zeelmanss ab alia, met een morgen lands, daarin gehorende, gelegen in Lawicker slach, en uit een kamp lands, gelegen in Arnhemmer Enge, wilner toegehorende zal. Daem van Delen, te betalen op Victoris eerstaan over een jaar en zo voort en te lossen met 134 Rijnse gl. payments.

Feria quarta post Pentecostes 1487 Wilhem van Dornijnck, schepen, tuigende over hem zelf, sub et re Ulent Gerijt Elbertss dochter 4 Rijnse gl. ’s jaars uit omtrent 5 schepel zaads lands, liggende op Arnhemmer (enge), omtrent waar de hangboem placht te staan, strekkende met de ene einde einde (aan) wilner Arnhemmer bosch, met één zijde aan erfenis van Johan van Broeckhusen en met de andere einde aan erfenis van wilner Steven van der Ho(e)ven, en uit omtrent 2 malder zaads lands, gelegen op Arnhemmer enge, waarvan de 6 schepel liggen opten berch, strekkende aan de merck, wilner Arnhemmer bosch, met de andere einde aan de Kattenpoelsche wech, met de ene zijde naast erfenis van Joffr. van Aller en met aan de andere zijde de Joffr. van Reness, en de 2 andere schepel zaads lands gelegen tegen het landover de Kattenpoelsche wech naast erfenis vrouwe van Elten, te betalen op de heilige Pinksterdag naastkomende eerstaan en zo voort en te lossen de gulden met 16 Rijnse gl.

Op 25 oktober 1495 ‘Manendach na sunt Severiinsdach’ geeft Derick van Lijnden, heer tot Hijmmen, zijn goedkeuring aan de verkoop van de tiende over de buurschap Oirden in het kerspel Apeldoirn door Wilhem van Doirnick aan Mechtelt Bercks, en geeft kwijtschelding van de leenplicht. 

Op 24 maart 1497 ‘upten Gueden Frijdach’ verzoekt Johan van Wijlick, ambtman te Huessen, aan de stad Arnhem om Wilhem van Doirnick, tollenaar te Arnhem, te gelasten, de door hem in beslag genomen boot van het veer te Malborgen terug te geven.
Op 21 april 1497 ’to Soelen upten huijse dess Vridages post Jubilate’ verzoekt Kairle, hertog van Gelre enz., aan Carsselis van Scharpenzeell, richter te Arnhem, om Wilhem van Doirnick in Carsselis’ afwezigheid als stadhouder-richter aan te wijzen. Op 25 april 1497 ‘upten Dinxdage post Cantate’ verzoekt Gerselijs van Scerpenzell, richter, aan de stad Arnhem om Wilhem van Doernick als zijn stadhouder-richter aan te stellen naar aanleiding van een inliggend voorstel van den hertog.

Op 1 februari 1499 ‘in profesto purificacionis beate Marie Virginis’ maakt Hertog Karel ten behoeve van zijn rekenmeester Willem van Doornick, het horige goed Ruersbergh te Harskamp, in het kerspel van de Aanstoot (Otterlo), tot een tijnsgoed.

 

Uit dit huwelijk:

Alijt van Doornick