Eijll, Mathijs van (ca. 1420-1468)

Mathijs van Eijll, ridder, half-heer van Geijsteren en Oostrum, hofmeester van hertog Adolf van Gelre, zoon van Eijlbert Eijlbertsz van Eijll en Agnes Muers, geboren ca. 1420, overleden 23 juni 1468 in de slag bij Straelen

Gehuwd in 1452 (huwelijkse voorwaarden 30 januari 1452) met

Agnes van Broeckhuijsen, dochter van Alart van Broeckhuijsen en Maria van Daert

 

Bronnen: 1) archieven.nl, 2) graafschap-middeleeuwen.nl, 3) archiefroermond.nl

Afbeelding links het zegel van Mathijs van Eijll op 6 april 1461. Het zegel heeft een diameter van 27 mm. Schild met een Franse lelie. Bron: Archiv Schloss Wissen.

Op 25 mei 1448 ‘op sente urbaensdage pape’ verklaren Tilman, Johan en Willem van Eijll, broers, zonen van wijlen Tilman, Willem van Goer, heer te Vronenbroek, Willem en Thijs van Eijll, broers, wijlen Elbertzoons, Johan Petruszoon van Eijl en Elbert van Eijll, drost te Geldern, aan Johan van Boidberg Karlszoon 500 overlandse rijnsguldens schuldig te zijn.

Op 10 december 1451 wordt de scheiding en deling der goederen gemaakt van wijlen Johan van Broeckhuijsen, ridder, heer te Geisteren en Loe, en diens weduwe Anna van der Straten. De kinderen Agnes en Margriet van wijlen Alart van Broeckhuijsen krijgen 3000 rijnsguldens uit Loe en 2000 rijnsguldens uit Geijsteren.

Op 30 januari 1452 ‘des neesten sonnendaiges voir Purificationis Marie virg.’ de ridder Johan van Loe en de knapen Johan van Eijll Teelmanssoon, en Johan van Eijll Berntssoon, van de zijde van ridder Mathijs van Eijll als bruidegom, en Johan Arendaill, heer van Wellen, de ridder Adriaen van Broichuisen, Wilhem van Broichusen, doctor in de wereldlijke rechten, en de knape Henrick van Hoenseler van de zijde van Maria van Derde, weduwe van Alart van Broichusen, en haar dochter Agnes als bruid, komen overeen een huwelijk tussen Mathijs van Eijll en Agnes van Broichuisen. De bruidslieden zullen na de kerkelijke gewoonte in het huwelijk treden. Agnes zal als bruidschat 3200 rijnsguldens inbrengen van Goissen Steck, erfmaarschalk van het land van Kleef, 3000 gulden van Maria van Derde, moeder van Agnes, in de komende vier jaar tot aan Catedra Petri 1456 aan de bruidegom te voldoen. Goissen Steck zal de bruidegom een verklaring overleggen. De resterende 200 gulden zal Adriaen van Broichusen de bruidegom in dezelfde periode betalen. Agnes heeft daarvoor uit het erfgoed van haar vader Alert van Broichusen en haar oom heer Johan van Broichuisen ontheffing. Na de dood van haar moeder Maria zullen Mathijs en Agnes vooraf 400 gulden  ontvangen vanwege de uitgestelde betaling van de huwelijksgift en de rest van de nalatenschap gelijk verdelen met juffrouw Margarete, de jongste dochter van Alart en Maria, waarbij Agnes als oudste dochter mogelijke voordelen zal hebben bij de leengoederen. Bij de verdeling zal de huwelijksgift van Agnes meegerekent worden, net als de huwelijksgift van Margarete. Als Agnes sterft zonder het nalaten van kinderen, behoudt Mathijs de 3200 gulden als lijftocht, die na zijn dood naar de erven van Agnes zullen gaan. De 400 gulden hoeven niet teruggegeven. Mathijs geeft als onderpand voor de 3200 gulden de goederen Grotenbercke en Cleijnenbercke en Koesdonck. Mathijs geeft een lijftocht aan zijn toekomstige vrouw uit het huis van Grotenberg, het erf van Grotenberg, het erf van Cleijnenberg en het erf van Koesdonck, de erven en renten die Mathijs in het kerspel Bairle heeft, en uit een erf genaamd de Greijnt bij Luijtingen in het gerecht Xanten en Pannenkoecks erf bij Aldenkerken in het ambt Geldern. Het magescheit van de erfenis van heer Johan van Broichusen, zullen Mathijs en Agnes behouden.

Op 12 december 1452 stelt Marie van Baere, weduwe van Alaert van Broichusen, Mathijs van Eijll schadeloos wegens borg staan bij Anne van Broichusen-van der Straten voor 300 overlandse rijnsguldens.

Op 19 mei 1453 stelt Vincent, graaf van Meurs, Mathijs van Eijle, ridder, schadeloos wegens borg staan bij Adelheid, weduwe van Derick van Knijppenburg voor 1100 overlandse rijnsguldens.

Op 24 januari 1465 getuigt Matthijs van Eijll, ridder, bij de bevestiging van de rechten en vrijheden van Venlo door Adolf, hertog van Gelre.
Na proces voor de schepenen van Geldern, gaat de halve heerlijkheid Geijsteren van Godart van Harff naar Mathijs van Eijll. Hij wordt op 21 april 1465 daarmee door hertog Adolf beleend.
Op 25 april 1465 ‘op sijnt gorrenstag des heiligen martijrers’ sluiten Adriaan van Broichusen, ridder, en Thijs van Eijll, een ‘borchvrede’ waarbij zij een overeenkomst sluiten over de scheiding en deling van Huis en heerlijkheid Geisteren en Oirle en de heerlijkheid Spralant en Oostrum, zoals wijlen Johan van Broichuijsen die had. Partijen zullen het Huis Geisteren gemeenschappelijk bewonen en er een burggraaf zetten. Ze zullen de heerlijkheden gemeen houden.

Op 28 juni 1466 is Thijs van Eijll mede-zegelaar bij verlenging van de vrede en wapenstilstand tussen Adolf, hertog van Gelre, en Gerard, hertog van Gulik, en Willem van Loon, heer van Gulik, tot 11 november 1476.

Op 29 september 1467 zegelt Thijs van Eijle aan Gelderse zijde bij het verbond van vriendschap en onderlinge hulp tussen Robrecht, aartsbisschop van Keulen, en Adolf, hertog van Gelre.

Op 23 juni 1468 vindt op ’t Zand bij Straelen een veldslag plaats tussen de legers van Adolf van Gelre, en Jan I van Kleef. Bij de slag sneuvelt Matthias van Eijll, heer van Oostrum, net als Gerhard van Vlodorp, Scheiffard van Merode en Cornelis van Merwijck, Aan de Kleefse kant sneuvelt onder andere graaf Gumpert van Neuenahr, heer van Alpen. Op het slagveld slaat Adolf, hertog van Gelre, tot ridders onder andere Elbert van Eijll.
Op 26 juni 1468 verheft Johan van Blitterswijck voor leenmannen Thijs van Eijll, ridder, en Hendrik van Bijlandt, de Gelderse lenen de hof Ter Voort te Baarlo en de laatschap te Vorst en de hof Tongerloo te Sevenum. Zijn zuster Catharina, gehuwd met Willem van Eijll, draagt haar deel in de heerlijkheid Blitterswijk over aan haar oudste zoon Elbert van Eijll, die zijn recht overgeeft aan zijn oom Arnt, de opvolger van Johan als heer van Blitterswijk in 1469.

Op 10 juni 1469 verklaren Adriaan van Broichusen, Reijnalt heer te Broechusen, Willem van Vlodorp, erfvoogd van Roermond, Godert van Vlodrop, heer te Leuth en Dalenbroeck, schuldig te zijn aan Johan en Sijbert, zonen van wijlen Thijs van Eijll 357 guldens.

 

Uit dit huwelijk:

Johan van Eijll

Sijbert van Eijll, ambtman van Wachtendonk (1469), overleden > 1 januari 1530

Mathias van Eijll, heer van Spralant (1483), overleden > 1 januari 1530

Alert van Eijll, overleden > 1 januari 1530