Roelof Hendriksz den Eling, meester metselaar, zoon van Hendrick NN en Neeltgen Henricxs, geboren ca. 1595 te Amersfoort, overleden 1662
Ondertrouwd op 5 september 1621 te Amersfoort (#) met
Nelletje Jans Brinck, dochter van Jan Woutersz Brinck en Goutgen Jacobs, geboren ca. 1600 te Amersfoort, overleden 1666-1674
Bron: archiefeemland.nl
Op 3 september 1621 vindt de inventaris plaats van toebedeelde goederen inzake maaggescheid aan Roeloff Henricxs. De aan Roeloff Henricxs toebedeelde goederen bestaan uit een hoofdstom van 100 gulden op Johanna van Voordt, weduwe van Mr Cornelis van Duverden, nog een vordering op zijn moeder van 75 gulden inzake zijn vaders goed, aan gereet geld 57 gulden 8 stuivers en 6 penningen, de helft van twee huiskens naast elkaar gelegen in de Bolderstraat met hoff en hofstede waarvan de andere helft toebehoort aan zijn zuster en het vierde part in de schuurberch die daarbij staat op de grond van de voornoemde huizinge, waarvan zijn zuster een vierde part en zijn moeder de helft toekomt.
Op 4 september 1621 worden de huwelijkse voorwaarden opgesteld. Aanwezig zijn naaste vrienden, magen en huwelijksluiden van het bruidspaar, ter ene zijde Jacob Peters, timmerman, Henrick van Estvelt, Neeltgen Henricxs met haar zoon Roeloff Henricxs toekomende bruidegom, ten andere zijde Clemens Andrijes, Jan Peters van Oppoeteren, Jan Wouters Brijnck en zijn dochter Nellitgen Brijncken toekomende bruid. De naaste vrienden, magen en huwelijksluiden hebben de volgende voorwaarden opgesteld voor het huwelijk. De bruidegom brengt in een hoofdsom van 300 gulden sprekende op Jacob Peters, timmerman, volgens de obligatie van 24 december 1616, een hoofdstom van 100 gulden sprekende op Johanna van Voordt, weduwe van de overleden scholt Mr Cornelis van Duverden waarvoor Neeltgen Henricx zich garant stelt met haar zwager Jacob Peterss als haar gekozen momber in dezen, 25 gulden voor zijn vaders goed die Neeltgen aan haar zoon belooft te betalen, 57 gulden 8 stuivers en 6 penningen in gerede gelden, de helft van twee naast elkaar staande huisjes met de hoff en hofstede staande in de Bolderstraet waarvan de andere helft in bezit is van zijn zuster Henrickgen, het vierde part van de schuurberch die daarbij staat op de grond behorende bij de huisjes waarvan zijn zuster eveneens een vierde part bezit en zijn moeder de helft. Al deze percelen zijn de bruidegom aanbestorven van zijn bestevader en bestemoeder (grootouders) en van zijn vader welke door het maaggescheid tussen hem en zijn zuster en dat de vorige dag is gepasseerd en onder Mr Elias van Weede berust, aan hem is toebedeeld. Jan Wouters Brijnck geeft zijn dochter mee een bed met toebehoren en haar portie van de erfenis van Nellitgen nagelaten door Thoentgen Wouters, haar moeije, waaraan Clemens Andrijes zolang hij leeft de lijftocht heef. Jan Wouters Brijnck belooft zijn dochter Nellitgen niet te zullen onterven, maar haar als zijn dochter in zijn na te laten goederen te zullen laten erven. Mocht een van hen beiden te komen overlijden zonder na te laten blijkende geboorte, of zonder wedergeboorte dat dan de ingebrachte goederen zullen gaan naar de andere zijde en linie waarvan deze gekomen waren. Wanneer er wel geboorte wordt nagelaten bij overlijden van een van hen beiden dan zal deze de goederen krijgen die de overledene bezat of waren aanbestorven, en de langstlevende behouden de goederen die hij had ingebracht of waren aanbestorven. Ten laatste eventueel te komen op de zijde waar deze goederen vandaan waren gekomen. Winst en verlies staande huwelijk verkregen gerekend half en half, erfenis wordt niet als winst gerekend. In alle gevallen gaan de klederen en cleijnoden van de bruidegom naar zijn zijde en die van de bruid met de trouwelschat aan haar zijde.
Op 19 augustus 1624 verkopen Goutgen Jacobs, weduwe van Jan Woutersz Brinck, Aeltgen Jacobs, weduwe van Wouter Jansz Brinck als moeder van hun kinderen, Roeloff Henricksz Elinck en Nellitgen Jans zijn vrouw, samen erven van Jan Woutersz Brinck hun grootvader en vader, een huis in de Langestraat aan Dirck Meijnsz en Geertgen zijn vrouw op last van 200 gulden aan het onmondige kind van Roeloffgen van Dashorst.
Op 19 september 1626 leenen Roeloff Henricksz, zijn vrouw en hun erven, een bedrag van 100 gulden aan Jan Willemsz, leidekker, en Grijetgen Aerts zijn vrouw met als onderpand een huis aan de Breestraat. Op 31 oktober 1627 verkopen Roelof Henricksz en Neeltgen Jans voor haarzelf, Aeltgen Jacobs als moeder van haar onmondige kinderen bij Wouter Jansz zaliger, met Willem Mertensz en genoemde Roelof medevoogden over de onmondigen, Grijtgen Jans als moeder van de onmondige kinderen bij Claes Willemsz Teut met Herman Jansz Bosch als medemomber samen voor Catharina Cornelis, allen erven van Anthonia Wouters, in leven vrouw van Clemens Andriesz, een halve hof gemeenschappelijk met Jan Andriesz buiten de Bloemendaalsepoort aan Andrijes Jansz, zijn vrouw en hun erven. Op 19 augustus 1648 verklaart Roeloff Henrickxz Eling dat de schuldsom is voldaan door de oude vrouwe van Isselt.
Op 21 januari 1628 verkopen zij het vierde part van een boomgaard buiten de Bloemendaalsepoort aan ’t eind van de Eerste Steeg aan Mr Willem Jansz Pot, zijn vrouw en hun erven, op last van 36 stuivers, 4 penningen per jaar aan Dirck van Crachtwijck en 13 stuivers per jaar aan St Elisabeths Gasthuis, 12 stuivers per jaar aan Peter Jansz Cremer.
Op 11 januari 1645 wordt een acte van estimatie opgesteld betreffende de liquidatie van de geleverde boedelcedulle van Tijmon Schut, het treffen van een boedelscheiding met alle besoignes en effecten daaraan verbonden. Timon Schut had verklaard ‘om redenen ongelegen te wesen’ langer het door hem bewoonde huis in de Muurhuizen alhier onverdeeld te willen laten. Daarvoor compareren Lenaert Nicasius, stadstimmerman, en Seger Joosten, meester metselaar, voor Timon Schut, secretaris der stad Amersfoort weduwenaar van Agnes Dulcken, ter ene zijde, en Claes Jacobszn van Groenenberch, meester timmerman, en Roeloff Henrickszn Elingh, meester metselaar, vanwege Steven Cootenberch, schepen dezer stad, als bij appointement deses Gerechts staande op verzoek van vermelde secretaris Schut dd 15 juni 1643 gecommitteerd zijnde in plaats van Goswijn van Dulcken, oud-oom en bloedmomber van moeders zijde over de twee onmondige kinderen van voornoemde Schut, ter andere zijde. Ter overstaan van Wilhem van Schadijck en Jonkher Jelis de Ridder van Lunenborch, schepenen, die wederzijds daartoe werden verzocht, is het huis met de hof daarachter met alles wat daarbij aard- en nagelvast was, nadien van boven tot onder, voor en achter bezichtigd en bezien, en is op alles gelet door de genoemde timmerlieden en metselaars en een prijs geschat van 2500 gulden. Timon Schuth verklaarde de helft van het huis dat de kinderen toekomt te willen aannemen, waarvan genoemde Schut en Coottenberch, in hun respectieve kwaliteiten, acte verzochten.
Op 19 augustus 1648 verkoopt Grietgen Aerts voor haarzelf en als weduwe en boedelhoudster van Jan Willemsz Leijdecker, aan juffrouwe Judith de Beer, weduwe van Johan, Heer van Isselt, en haar erfgenamen een huis en plaatsje achter in de Breedestraet. Belast met 62 gulden en 10 stuivers aan de erfgenamen van dr. Botter; 50 gulden aan het Bouwluijdengilde; 300 gulden aan de heer burgemeester Hardevelt; 100 gulden aan Roeloff Henricsz Elingh; 117 gulden aan het Bouwluijdengilde.
Op 13 mei 1658 verkopen Weijmtgen Zeebeecqs, jongedochter voor de ene helft, en Aert Aelbertsz Smith en Theuntgen Lourens voor de andere helft, twee huizen met een schuur, berg en hofstede daarbij, naast elkaar aan de Varkensmarkt en de berg en hof in de Koestraat, aan Roeloff den Elingh, zijn vrouw en hun erfgenamen. Belast met 12 stuivers per jaar aan Regenten van de Lieve Vrouwekapel voor de schuur.
Op 6 november 1658 is Roeloff Henrickszen Elingh voor het laatst genoemd als belender. In 1662 is Roeloff Henricksz Elingh ingeschreven in de weeskamer. Op 8 april 1664 is zijn weduwe genoemd als belender.
Op 31 mei 1674 compareren Rijck Aerts van Oldenbarnevelt en Arent van Ruitenbeecq, mombers van de kinderen van Johan Elingh, saliger, zoon van Roelof Henricks Elingh en Nellitgen Jans, Henrick van Zandendael, zoon van Goutgen Elingh, geassisteerd met zijn vader Johan van Zandendael, en Johan van Zandendael, als vader en voogd van zijn verdere kinderen van hem en zijn vrouw Goutgen Elingh saliger. Zij compareren voor de opening van een besloten testament van Roeloff Hendricks van Elingh en Nellitgen Jans. De comparanten vertonen dit nog gesloten papier, wat geopend mag worden omdat notaris en getuigen overleden zijn. In het testament herroepen Roelof en Nellitgen eerdere testamenten, uitgezonderd de reciproke lijftocht tussen de testateuren voor Dirck Matheus, dd 8 mei 1653. Legaten aan hun zoon Jan Roeloffs Elingh, de rechte helfte van seecker parceel lants genaemt Neckenbergh en de Swarte Camp, aan de Watersteegh, waarvan de wederhelft van Reijer Jacobs is. Welke helft gedurende hun huwelijk is aangekocht, waarvoor hun dochter Goutgen Roeloffs Elingh uit de gemene boedel 1100 carolus gulden zal genieten, waarboven nog aan haar 100 gulden en alle clederen van Nellitgen Jans. Erfgenamen zijn ieder voor de helft Jan Roeloffs Elingh en hun dochter. Het huwelijksgoed dat zij respectivelijk aan hun zoon en dochter hebben meegegeven, zal worden geimputeert in ligitimam, bij forma van institutie. Hun zoon, Jan Elingh, moet bovendien 300 gulden in de gemene boedel inbrengen, in conformite van de specificatie van de hijlicxbrieff. Secluderen de Heeren Weesmeesteren uit hun boedel. Ondertekend door de erflaters op 10 mei 1653 en door D. Matheus, notaris, en toegesloten door de notaris. Beiden verklaren dat dit testament niet eerder geopend mag worden als na dode of hertrouwen van de langstlevende.
Op 19 april 1689 machtigt Gerrit Jacobs Blotenburch, wonende in de Ginckel, als man en voogd van Jacobje Jans, Anthoni Goudoever, procureur te Amersfoort, om te vorderen betaling van obligatie(s?) als hij tot last van de erfgenamen van Nelletje Jans, weduwe van Roelof Henricks Elingh en haar borgen heeft.
Uit dit huwelijk:
1 Johan Roelofsz den Elingh, raad en cameraer van Amersfoort, geboren ca. 1622 te Amersfoort, overleden 1669-1674. Ondertrouwd op 23 april 1652 te Amersfoort en gehuwd op 9 mei 1652 te Soest (get: Rijck Aertsz van Oldenbarnevelt en huisvrouw) met Jannetje van Davelaar, dochter van Peter Petersz van Davelaer en Elsgen Jan Paeschiers, gedoopt 5 maart 1616 te Amersfoort, overleden < 17 mei 1679