Alart van Ghoor, heer van Caldenbroeck, leenheer van de Onderste Hof, kerkmeester te Kessel (1460), zoon van Daniel van Ghoor en Gertrudis van Caldenbroeck, overleden < 14 juni 1489
Gehuwd met
Bela van Kessel, dochter van Mathijs van Kessel en Merte van Brempt
Bronnen: 1) archiefroermond.nl, 2) archive.nrw.de, 3) genwiki.nl, 4) Huis Kaldenbroek te Lottum, 1394-1820, M. Flokstra, 5) Bijdragen tot de geschiedenis der Graven van Kessel, Ed. Rosenkrantz. In: De Maasgouw, 23e jaargang, 30 juni 1901, no. 12, 6) genbronnen.nl
Afbeelding links het zegel van Alard van Ghoor op 10 september 1468. Diameter 27 mm. Randschrift: Alart van Ghoer. Bron: Märkisches Museum zu Witten, Archiv Herrschaft Witten, Urk. 53.
Alart is op 2 december 1442 beleend met het huis Kaldenbroek.
Op 22 september 1445 oorkondt Gerard Haeck van Thorn, als momber van Sibrecht, Irmgard en Bele van Kessel, kinderen van wijlen Mathijs en Merte van Breempt, echtelieden, dat voor hem en de leenmannen Derick van Raede, burger van Venlo, en Thijs van ghen Hoeve van Hinsbeck, Margrete van Kessel genaamd Rofferts en Seger van der Horst, haar momber, overdraagt aan het kruisherenklooster St Cornelis te Roermond een chirograaf inzake de helft van de hof en leengoed te Nederhoven te Offenbeek in het kerspel Beesel en Tegelen, die wijlen Heijnric van Kessel genaamd Roffart had. Medezegelaar Gerard van Kessel genaamd Roffart.
In 1460 wordt de kerk van Kessel herbouwd. Kerkmeesters zijn Alairt van Ghoer, Goert van Kessel alias Roffart, Sijbrecht Schroer en Jacop van den Bergh. Deze kerkmeesters verkopen, na toestemming van de gemeente en de ingezetenen, een aantal graanrenten die de kerk toekomen, idem land en een hoofdsom van 77 rijnsguldens. De graanrenten belopen 11 malder, 3 vat, 51/3 kop.
Op 8 april 1460 ‘dinsdag na palmzondag’ krijgt Aellart van Gore de hof zo Haissenraid als Wassenbergs leen ten behoeve van Willem van Gore. Hij doet afstand ten behoeve van de Karthuizers van Roermond, die voortaan een sterfman zullen stellen.
Op 6 november 1460 draagt Willem van Goer, ridder, de heerlijkheid Vroonbroek aan hertog Arnold van Gelre op om de belening te verwerven voor zijn schoonzoon Dirk van Bronkhorst en Batenburg. Getuigen zijn Alert van Goer, Sander van der Eger en Gadert Fransoijs van Nijrsdom.
Op 25 januari 1461 ‘up sunte Pouwels dage Conversionis’ getuigen Wilhelm, broeder van Gelre, heer van Eijgmondt, IJselsteijn en het land van Mechelen, Johan van Kulenbergh, heer van Meer en Spalbeeck, Johan van Arendaill, ridder, heer van Well en Reide, Wilhelm van Vlodorp, ridder, erfelijk baljuw van Ruremunde, Derick Schijnck van Nijedeiggen, heer van Aefferden en Walbeeck, Alardt van Goer, Engelbrecht van Breempt en Sander vanden Eger als borgen, familieleden en vrienden van wijlen Johan van Breempt en zijn vrouw Agnesa, alsmede Henrick van Breempt, Andries van Harffve, Johan Schijnck van Nijedeiggen, heer van Walbeck, Reijner van Holthusen, Lueff van Berenbroick, Johan vander Masen, Coenraet Smijt, priester en vicaris van Goch, en Wolter inger Smitten dat wijlen Johan van Breempt en zijn vrouw Meid Agnesa het huis Wissen hadden gekocht van de weduwe Anna vander Straten en van Broickhusen voor 10500 Boven-Rhen. gld. en afgelopen zomer op Sint Jansdag (1460 juni 24) 4000 gld. van de koopsom hadden moeten betalen, plus nog eens 1000 gld. jaarlijkse jaarrente, maar dit is niet betaald en als gevolg daarvan zijn Agnesa en haar kinderen in grote tegenspoed geraakt (groten cost toe verderffnisse), hebben ze, na de situatie opnieuw te hebben bekeken en om Agnesa te beschermen tegen verdere nadelen, vooral omdat ze geen manier zien waarop de som zou kunnen worden betaald, mevrouw Anna gevraagd om af te zien van het koopcontract en het huis Wissen terug te nemen en de borgbrieven terug te geven aan de borgstellers, zodat Agnesa’s kinderen Johan en Wilhelm van Breempt worden ontlast, zodat Anna naar eigen goeddunken over het huis Wissen kan beschikken, waarmee Anna heeft ingestemd.
Op 29 november 1461 is Alart van Goer zegelaar namens de bruidegom bij de huwelijkse voorwaarden tussen Godart van Bocholtz, zoon van Arnold en Johanna van Goer, en Eva van den Horrich, dochter van Gillis en Elisabeth van Breede.
In 1465 is Alert van Goor beleent met de hof genaamd Kesselerhof met toebehoren, belegen in het dorp Hensbeke (Hinsbeck), waarvan Sibert van Kessel eertijds leenman was. In 1469 wordt Alard van Ghoor door de Gelderse schatheffer aangeslagen wegens diverse bezittingen gelegen onder Kessel-Eik, Swolgen en Holthuse-Lothem. Op 16 oktober 1473 wordt Alert als erfgenaam van zijn zwager Sijbert van Kessel opnieuw hiermee beleend.
Op 12 oktober 1471 verklaart Ghijsbert van Randwijck, aan wie de gebroeders Florijs en Johan van Mijerlar, Ailart van Ghoir, Johan van Dript en Herman van Zandwijck 105 rhein. Gulden schuldig zijn, de betaling te hebben ontvangen.
In 1474 is Alard van Goer getuige bij de overgave van de hof van Wanden van Vrijestwinde van der Horst, weduwe van Willem van Vriemersheim, bij het huwelijk van haar dochter Johanna van Vriemershem met Pieter van Boickholt.
Op 5 december 1476 is Alart van Ghoor zegelaar namens de bruid bij de huwelijkse voorwaarden tussen Mathijs, heer van Kessel, zoon van Willem en Gerarda van Broichusen, en Margaretha, dochter van Johan van Hembergh, ridder, erfkamerheer van het sticht Keulen.
Op 7 december 1476 ‘saterdagh neest na sint nicolausdaghe des heiligen bisschofs’ is Alart van Ghoor medezegelaar voor de bruid bij de huwelijkse voorwaarden tussen Thijs van Kessel en Margarete, dochter van Johan van Hembergh, erfkamerheer van het aartsstift Keulen.
Op 2 juni 1503 verklaren Thijs van Ruremunde en Arnt Daelen, schepenen te Venlo, dat ridder Jan die Roever en Katharina van den Bongart, weduwe van Gerard van Goir, ontvangen hebben van Godart van Drachenfels 264 gulden, waarvoor Alart van Goir en Elisabeth, weduwe van Jan de Rover van Montfort bij Sibert van den Hatert borg gebleven waren.
Uit dit huwelijk:
1 Elisabeth van Goor van Caldenbroeck
2 Gerrit van Ghoor, overleden < 2 juni 1503. Gehuwd met Catharina van den Bongart
3 Aleidis van Goor. Gehuwd met Otto Schenk van Nijdeggen, heer van Walbeck, drost van Wachtendonck en Gelre, bewaarder van stad en slot Wachtendonck (1505), heer van stad en heerlijkheid Wachtendonck, zoon van Johan Schenk van Nijdeggen en Ermgard van Schönau, overleden 14 april 1518 te Wachtendonck, begraven in de parochiekerk te Wachtendonck