Munter, Evert

Evert Munter, glaesmaecker

Gehuwd met

Meth van Wamel, overleden > 24 december 1543

 

Bronnen: 1) geldersarchief.nl, 2) Het muntmeestergeslacht Wyntgens, Ph.F.W. van Romondt. In: Maandblad van het Genealogisch-heraldisch Genootschap “De Nederlandsche Leeuw”, No. 7/8, XXXIIIe jaargang, juli-augustus 1915

Op zaterdag post Conceptionis (Marie) 1540 Claess Wijntgenes als man en momber zijner huisvrouw Gaertgen Munterss heeft naar erfhuisrecht en naar recht en gewoonte der stad Arnhem een voorvank gedaan aan alle erfenissen, renten en goederen, rede en onrede, nihil exemptum, waarin zijn huisvrouwen aldemoeder Meth Munterss en haar oom Henrick Munter verstorven zijn en nagelaten hebben en Thomass van Bemmell en Jasper Wijntgens hebben beloofd de erfhuis genoeg te doen sub expandaiione ex omnibus en Claess voorzegd heeft beloofd zijn borgen voorzegd schadeloos te houden van deze belofte.

Op gudesdag post Michaelis 1541 comparuerunt Henrick van Poelwijck, schepen, tuigende over hem zelf, en Goessen van Manen met recht gebaad om een getuig der waarheid te geven en tuigen woe zij een erfmaaggescheid hebben helpen dedingen en maken tussen Mechtelt Munterss en Henrick, Gijsbert en Eusebiuss Munter, moeder en kinderen, met hun believen als hierna beschreven volgt:

  • In den eersten is bededingd dat Henrick Munter voor zijn zal. vaders versterf hebben zal 200 Phls. gl. eens en daartoe na dode zijns moeders voorzegd voor zijn verdiende loon anderhalfhonderd Phls. gl. eens,
  • verder is bededingd dat, zo wie van [beiden] Henrick of Gijsbert voorzegd na dood en afgang van hun moeder het huis inhoudt en bewoont, die Eusebiuss, hun natuurlijke broeder, voor vader en moeder versterf zal onderhouden zijn leven lang,
  • nog is bevoorwaard dat, of het zaak waar dat na dode der moeder voorgemeld daar meer goeds bevonden wordt, beter wezende dan woe voorzegd, datzelve Henrick en Gijsbert voorzegd onder hun beiden zullen delen naar raad en naar billijkheid als dat vanouds gewoontlijk is; en hiermede zullen de gebroeders Henrick en Gijsbert voorzegd van hun zal. vaders en moeders versterf gedeeld en gescheiden zijn en blijven nu en ten eeuwigen dage zonder al arglist; datzelve hebben zij gehouden bij de eed, die zij onze genedige lieve heer en de stad Arnhem gedaan hebben.

Op gudesdag post Oculi 1541 Claess Wijntgenss potentiavit Kaerll Potouw en Gartgen, zijn vrouw, alle alzodane rechtsvordering als hij aangeheven heeft tegen Gijsbert Munter met zijn adherenten in het erfhuis, erfenissen en goederen, rede en onrede, nihil exemptum, waarin Gaertgens voorzegd aldemoeder Meth Munterss en haar oom Henrick Munter verstorven zijn en nagelaten hebben, waar het de een gelaten heeft dat het de ander voor te mogen continueren alles tot behoef van Claess en zijn huisvrouw, en met recht daarom te spreken enz.

Op zaterdag post Oculi 1542 Claess Wijntgenss en Gaertgen, zijn vrouw, hebben verlijd en bekend. Zo wist en schelinge geweest is tussen Claess voorzegd als man en momber zijner huisvrouw Gaertgen Munterss aan één en Gijsbert Munter, Gaertgen voorzegd oom, anderdeels der tweeer versterven, erven en goederen halve, rede en onrede, roerende en onroerende, nihil exemptum, waarin Gaertgen voorzegd aldemoeder Meth Munterss en haar oom Henrick Munter zal. verstorven zich en nagelaten hebben, – dat Gijsbert Munter hun goedlijk en wel uitgericht, vernoegd en betaald heeft beide die versterven, erven en goederen woe voorzegd staat naar vermogen eens maaggescheids, door de vrienden uitgesproken, van datum des gudesdags post Oculi Ao. 1542, en bedankten zich daarvan goeder betaling en bekenden nil juris; en hiermede zal ook het maaggescheid zover Henrick van Poelwijck en Goessen van Manen getuigd hebben en van waarde gewezen, van waarde zijn en blijven.

Op de heilige kerstavond 1543 comparuerunt Henrick van Poelwijck, schepen, tuigende over hem zelf, en Goessen van Manen met recht gebaad om een getuig der waarheid te geven en tuigen dat Meth Munterss, Henrick en Gijsbert Munter, gebroeders, en Gaert Munter, der gebroeders voorzegd oom, met Herman Tengnegell en Goessen van Manen gekomen zijn bij hem en begeerd dat Herman Tengnegell, Goessen van Manen, Gaert Munter en Henrick van Poelwijck een maaggescheid helpen maken wilden gelijk zij gedaan hebben, waar zij toentertijd mede tevreden zijn geweest, en staat [hun] niet voor dat zij van de tijd af dat zij dat maaggescheid gemaakt hebben, dat zij daarom aangezocht zijn geworden daarvan te tuigen eer dat Claess Wijntgenss en Gijsbert Munter op de ander met recht gevorderd hebben.

 

Uit dit huwelijk:

Gaertgen Munters

Gart Munter