Sande, Wilhelm van den (-<1535)

Wilhelm van den Sande, leenman, zoon van Johan van den Sande en NN van Meteren, overleden < 1535

Gehuwd met

Judith Berch, overleden > 1555

 

Bronnen: 1) geldersarchief.nl

Op 28 november 1513 ‘uff maendaige neest nae St. Katherijnendach’ beleent Heijnrich van Gulpen, stadhouder en “meener” der leenmannen van het hertogdom en land van Lijmborch, ten overstaan van Steven Belderbusch, Sijment Bertolff, Wilhem vom Sande, Wilhem Joest, Wilhem Rave en Wingen Crop, leenmannen, na opdracht door Joest Beijsels, j.u.d., raad des hertogs, Dederich den Bruwer, wonende te Eupen, met een bennelt, die Euwellen genaamd, gelegen te Eupen.

Uit 1535 en 1542 dateren stukken betreffende geschillen tussen Wilhem van Eijll en de familie Van den Sande over de nalatenschap van Wilhem van den Sande.

Op donderdag post Crucis Inventionis 1542 Aleijdt, nagelaten weduwe van zal. Jan van den Sande, en Anna, haar dochter, en Wilhem van Eijll, schepen, tuigende over hem zelf, als momber der onmondige kinderen, die de weduwe voorzegd behouden heeft van Jan van den Sande zal., nl. Reijner, Evertgen en Henricken, sub et re Arnt Bitter alzulke 6 enkele gouden keurvorster overlenssche Rijnse gl. en 1 oort ’s jaars als de weduwe en haar kinderen jaarlijks geldende hadden uit huis en hofstede van Rutger van den Sande, gelegen in de Varkenstraat en achter uitgaande in de steeg, gelegen tegen Sente Jansplaats aan erfenis en huizing, gehorende de weduwe Andrijess Borcharts zal., en uitter de kleine stal, daaraan gelegen.

Op dinsdag post Victoris 1546 comparuit Jutte van den Berge, nagelaten weduwe van zal. Wilhem van den Sande, met recht gebaad om een getuig der waarheid te geven en heeft door dwang des rechten getuigd en gezegd dat een lange tijd van jaren geleden is dat haar vader Goessen van den Berge en Evert van der Weijde, haar moeder, 2 dochters als nl. Gijsbert en Jacob hebben gebracht in Sente Agnetenklooster binnen Arnhem en dat haar vader en moeder voorzegd hetzelve klooster in een erfelijke medegave der tweer dochters gegeven hebben een stuk lands, houdende omtrent 4 morgen, geheten die Kerckecamp, gelegen in de ambt van Overbetuwe in Elderweijde, in des voorgemelde kloosters goed, met zulke voorwaarde dat voorgemeld klooster daaruit jaarlijks geven en betalen zou alzulke 3 goud gl. als Derick van Ellijnchem daaruit jaarlijks had en zouden dat voorgemelde klooster en de 2 dochters met datzelve land afgegoed en afgescheiden wezen van alle versterf van vader en moeder voorzegd; Datzelve alzo tussen het klooster voorzegd en haar vader en moeder voorzegd overmits tussenspreken van Meester Jan van der Weijden, haar oom, Meester Peter Pelgromss, Johan van der Marck en Wilhem van Dornijnck verdedingd en verdragen is geworde; datzelve Jutte voorzegd, haar handen op haar borsten leggende, bij haar vrouwenswaarheid gehouden heeft.

Op 5 februari 1551 comparuerunt Jutte van den Sande, weduwe, Hijlle Snabben, weduwe, en Neell Daemen, wijsemoeder der stad Arnhem, met recht gebaad ter instantie van Andrijss Wernijnck om een getuig der waarheid te geven en hebben door dwang des rechten getuigd als nabeschreven: – in den eersten hebben Jutte van den Sande, weduwe, Hijlle Snabben, weduwe voorzegd, getuigd en gezegd dat hun wittig en kondig is dat, dewijl Meester Johan Hoeven, scholaster te Vreden, de rechtsvordering aangeheven had op het erf en goed, geheten tGuet Wernijnckx, gelegen in de heerschap van Borckeloe, dat in den [loop] van deze aangeheven rechtsvordering de huisvrouw van Andrijss Wernijnck, Wendell geheten, door “moetzell end hartzeer” 3 doodgeboren kinderen ter wereld gebracht heeft na de ander des tevoren niet geschied was; – heeft Neell Daemen wijsemoeder voorzegd getuigd en gezegd dat zij in de arbeid van Wendelen voorzegd daar bij geweest is en dat dit aldus woe voorzegd staat geschied is; – datzelve Jutte, Hijlle en Neell voorzegd, hun handen op hun borsten hebben en waren oerbodich als zij daartoe gerequireerd werden, verder met hun eed te bestedigen.

Op 22 augustus 1552 comparuerunt Grijete Leijendeckerss, weduwe, en Jutte van den Sande, weduwe, beide bij de 70 jaar oud wezende, met recht gebaad om een getuig der waarheid te geven en hebben door dwang des rechten getuigd en hun handen op hun borsten leggende met opgerichte vingeren gestaafs eeds lijflijk Gode ten hilligen gezworen dat hun wittig en kondig is dat Herman van Berck zal. en Naell, zijn eerste huisvrouw, echteluiden geweest zijn en Gertgen van Berck een echte dochter is geweest van Herman en Naell voorzegd en dat na dode van Naell voorzegd Herman van Berck zich verhilickt heeft aan Walborch Costerss, waarbij hij een deel kinderen verworven en verkregen heeft, nl. heer Herman van Berck, Johan van Berck, Naell van Berck en zuster Gijssel van Berck, die een medeconventuaal is in het klooster te Betanien, en dat Gertgen van Berck verhilickt is geweest aan Derick van den Grijnt, scholtis te Elst, die een dochter voortgebracht en bij de ander verkregen hebben, Naell van den Grijnt geheten, die hun beider echte dochter is.

In 1554 verklaren Lobberich, weduwe van Andrijss van den Nuijenhuijss, en Feuse, weduwe van Rutger van den Sande, dat hun broeder Johan van den Sande bij magescheid een bouwhof te Heteren en de helft van het goed te Haalderen, en de wederhelft aan Wilhem van Eijll en diens vrouw, toebedeeld zijn.

Op zaterdag post Agathe 1555 Jutte van den Sande, weduwe, sub et re Corneliss Wilhemss 3 goud gl. ’s jaars uit haar huis en hofstede en het huis hierbij, gelegen in de Bakkerstraat, te betalen op Sente Martensdag in de winter na datum ’s briefs naastkomende eerstaan en zo voort en te lossen met 50 goud gl. payments enz.

 

Uit dit huwelijk:

Christina van den Sande

2  (?) Jan van den Sande, overleden > 1554

3  (?) Lobberich van den Sande. Gehuwd met Andries van den Nuijenhuis, overleden < 1554

4  (?) Rutger van den Sande, overleden 1549. Gehuwd met Foijss NN, overleden > 9 juni 1559