Schuren, Evert van (ca. 1445-1519/20)

Evert van Schuren, ridder, drost van Wachtendonk (1485), heer van Horst (1503), zoon van Bruen van Schuren en Greijte van Vijfhausen, geboren ca. 1445, overleden 1519-1520

Gehuwd met

Margaretha van Merveldt, dochter van Adolf van Merveldt en Agnes van Gemen Pröbsting, overleden > 20 mei 1529

 

Bronnen: 1) wiki-de.genealogy.net/Herrlichkeit_Horst, 2) archive.nrw.de, 3) archieven, 4) archiefroermond.nl

NB: Het merendeel van onderstaande akten zijn vertaald uit het Duits. Vertaalfouten zijn mogelijk. De originele Duitse omschrijvingen zijn te vinden op bovengenoemde wiki pagina.

Op 13 juli 1457 bevestigt Bernardus, pastoor te St. Gerde binnen Essen, dat hij 10 rh. gulden, die hij Evert van Schüren geleend had voor de koop van een paard, teruggekregen heeft.

Op 20 april 1461 brengen Everd en Coird van Schüren, gebroeders, een erfdeling tot stand waaronder de hof te Roiddensch valt. Op 23 april 1461 treft Johannes van Schuiren, kanunnik te Essende, een erfdeling met zijn broeders Everde en Coirde van Schuren, waarbij hij afziet van zijn vaders erve, met uitzondering van de Scheperskamp en de hof te Ruddenscheide en de schuldbrief uit het Schenckambt.

Op 19 november 1465 ‘up Sent Elisabeth dach der hilligen wedewen’ wisselt Bernhardus van Galen genaamd Halswick, pastoor in St Gertrud te Essen, met Johann van der Heijde, presiderend meester van de abdij van Essen, over Everd van Schuren, Brun, Dirichs zoon uit Weijentorpe, tegen Dirich, Evert Lunemanns zoon.

Circa 1470 verpanden Jorgen van Weijntorpe en zijn echtgenote Mette … of de Honrewijssche aan Everde van Schuren.

Op 23 februari 1473 verklaren en zweren de gebroeders Evert en Karl van Schüren de verzoening met graaf Wilhelm van Limburg, heer van Broich, betreffende hun aanspraken en de daardoor ontstane gevangenneming en brand. Op 25 februari 1473 zweert Evert van Schüren voor de richter Johann Kreuwel en de schepenen van Mülheim an der Ruhr de eed op graaf Wilhelm van Limburg, heer van Broich, en de gebroeders Heinrich en Dietrich, graven van Limburg.
Op 1 april 1473 ‘up den donnestagh na dem sondage letare Jherusalem’ verklaart Johan ijmme Have dat hij, samen met Dierick van Pelden genaamd Cluijt, zijn goede vriend en Johan van Buederick Danielsson, had toegezegd Evert van Schuren 158 gulden te betalen op Sint-Michielsdag. Hij bekent nu echter de enige schuldenaar te zijn. Dierick had de schuld alleen op verzoek van de uitgever op zich genomen.

Op 5 augustus 1479 belooft de Bergische Landdrost Johann van Nesselrode, heer van het Steen, zijn zwager graaf Heinrich van Limburg, die zich tegenover ridder Evert van Schüren borg heeft gesteld voor 1.190 gulden, schadeloos te stellen.

Op 8 november 1481 schrijft ridder Evert van Schüren aan graaf Heinrich van Limburg dat de dienaren bereid zijn de overeenkomst na te komen tot de volgende Driekoningen.

Op 15 mei 1492 ‘gegeven in den jaeren ons Heeren dusent vierhondert twee ind tnegentich op dinsdach na den sondage Jubilate’ geven Evert van Schueren, ridder, drost te Wachtendonk, en Thijs van Reijde, schout te Wachtendonk, een vidimus van de akte van 11 mei 1492, waarbij Gertruijt van Schevick de heerlijkheid en het goed Pellant en de hof te Glijnssum aan Johan van Drijpt overdraagt.

Op 27 september 1493 verpanden Jorien Weijentorpe en zijn echtgenote Mette het Honerkempken aan ridder Everde van Schueren.

Op 5 december 1497 belooft ridder Thijess van Aldenboichem om Herman van Dungelen ter Bladenhorst schadeloos te stellen, die hem een borgstelling heeft gegeven van ridder Everd van Schuren voor een erfelijk jaarlijks pensioen van 40 mout harde granen.

Op 24 april 1498 verkopen Arnt van der Horst, burger van Boeken, en zijn echtgenote Tele, de helft van hun goed Hindervelt te Eijberge in het kerspel Stele, dat Rutger Plucketijn bebouwd, aan ridder Everde van Schuren en zijn echtgenote Margarete.

Op 26 mei 1499 geeft Hinrick Brant van Vrijllendorp ridder Everde van Schuren het recht om een rente uit Meckelbeck terug te kopen.

Op 9 juni 1501 verkoopt Johan van Ekell, zoon van de echtelieden Hunekes en Cathrine, met toestemming van zijn moeder, het hof toe de Berg aan ridder Evert van Schüren.
Op 9 november 1501 verklaren Johan Hoelwegge en Abel Pijlsmet, rechters van Relinckhusen, dat de ridder Evert van Schuren van Relinckhusen de kerkelijke goederen in de hof van Relinckhusen heeft toegekend aan Meijnen van Overstheijn, abdis van Essen.

Op 9 mei 1503 verkopen Evert van Schuren, heer ter Horst op de Roer, en zijn echtgenote Margareta een rente uit de goederen ter Horst op de Ruijr, Boill, Kloisterberge, Boickholt en Meckelenbeick in het gericht Horst en uit de goederen te Werendorpe, aan Bernde Rijsken van Steill, kelner, en de acht oudste altaristen van het altaren S. Martine, Georgii, Stephani, Nicolai, Katharinae, Omnium sanctorum, Petri en Michaelis in Münster te Essende.
Op 25 oktober 1503 ‘up guedesdach s. Crispini et Crispinaniani’ maakt d
e ridder Evert van Schuren bekend dat abt Anton hem de heerlijkheid Boele, voorheen in bezit van Johann van der Recke, zoon van Goderd, en de heerlijkheid Berge, voorheen in bezit van Heinrich von Eickel, beide gelegen in de parochie Steele, heeft afgestaan. Hij bracht hulde in aanwezigheid van ridder Johann von Altenbochum, Drost Jorien Asschebroick (-brock), Johann van Schuren, kanunnik van Essen, Jaspar von Gummersbach en Johann van der Lippe. Op 1 november 1503 ‘Gunstag na Crispini et Crispiani’ verklaart Anthonius Abt tot h. Ludgerus zu Werl dat hij krachtens deze brief de ridder Evert von Schuren heeft beleend met de heerlijkheid Bole, die sindsdien in het bezit is van Johan von der Wenge, de zoon van Godert, en met de heerlijkheid tum Berge, die sindsdien in het bezit is van Hinrick von Eickel. Beide landgoederen liggen in de parochie Steele. Ook aanwezig zijn de ridder Johan von Aldenbochum, de Droste Jorrien Aschebroick, Johan von Schuren, Jasper von Gummersbach en Johannes von der Lippe, dienaren van St Ludgerus.

Op 16 maart 1504 staat Johan van Dungelen af aan ridder Evert van Schuren, heer ter Horst op de Roer, de dochter van Telken Mollensijpes en ontvangt daarvoor Geijrtkens, dochter van Elsen van Wentrop.
Op 31 juli 1504 doen Wilhelm Wintersberg en zijn vrouw Elsken afstand van hun erfdeel en goed Niederschuren en de macht in de Kettwiger Mark alsmede de landgoederen Lutterbecke, Krumpen, de Hagen, de Kotten de Kappe in de parochie Kettwig samen met alle toebehoren van huizen, boerderijen, struiken en velden, turf, twijgen, water, alle inkomende rente, pachten en Kurmuten ten gunste van Johann von Schuren, kanunnik van Essen, maar onder voorbehoud van de levenslange pacht voor de echtgenoten. De goederen worden gehouden door de ridder Evert von Schuren ten gunste van Johann. 

Op 1 mei 1505 verkoopt Rutger Roijffhaick aan ridder Everde van Schuren het recht tot vrije losse dat hij aan het stuk land genaamd de Wijdenkamp in de Ouen beneden Dailhusen, genaamd Dailhuser Ouen, bezit en dat Hinrick Schulte van Hatneggen zolang bezeten heeft.
Op 19 november 1505 Abt Anton heeft Brun von der Schuren ten gunste van hem en zijn broer beleend met de landgoederen ter Schuren, Obershusen, Walleney, in der Aseij, Krumpen, Lutterbecke, de huisjes Hagen en Kappe, het landgoed Haarzopf voor de rechten van de bedienden in het hof van Werden en de parochie Mülheim. Hij heeft trouw gezworen. Aanwezig zijn ridder Evert von Schuren, Heinrich Hugenpoet, Jaspar von Gummersbach, Godert von Hair, Heinrich Kroltzen en Gottfried von Münster. … ipso die Elisabeth vidue.

Op 2 januari 1507 sluiten de acht oudste altaristen van Münster in Essende een overeenkomst met ridder Everde van Schuren, heer ter Horst op de Roer, over het goed en tiend Boill in het gerecht Horst, waarvan zij afstand doen ten gunste van de ridder en zijn echtgenote Margareta en een roggerente daarvan behouden.

Op 7 maart 1513 doen Johan van Aldenboickem, drost te Goijch, en zijn echtgenote Margrete, afstand van het erfdeel van ridder Evert van Schuren, heer ter Horst op de Roer, en zijn echgenote Margrete, dat hen later zal toekomen, met uitzondering van de gedane toezeggingen bij de huwelijkse voorwaarden.

Op 20 oktober 1517 draagt Wilhelm Hugenpoit, erfelijk meester van de hof Eijckel, over aan ridder Evert van der Schüren, het bezit van Mette dochter van Katrijne Meierschen van Nijenhusen, en ontvangt daarvoor Katrijne, dochter van Telen Meierschen van Weijentorp.

Op 22 februari 1519 verklaren Rutger op de Berge en zijn echtgenote Anna van Schüren, dat ridder Evert van Schüren en zijn echtgenote Margarete zowel als hun zonen Aleff, Bruijn en Johan van Schüren, beloofd hebben 1000 gouden guldens als bruidschat voor hun enige dochter Anna te betalen, welke som heden betaald wordt, waarmee de echtelieden tevreden zijn.

Op 18 mei 1520 maakt Bruno von Schuren, zoon van ridder Evert, bekend dat abt Johann hem ten behoeve van zichzelf en zijn broers heeft verbeurd verklaard het landgoed te Boele en de boerderij te Berge, beide in de parochie Steele, het landgoed te Rüttenscheid bij Essen, de tuin naast de brug voor Werden tussen de Mühlenkamp en de Klosterkamp, en vier hectare land voor de Wichtor te Werden. Hij heeft trouw beloofd. Aanwezig waren de drost tot Werden Bernd von dem Vittinghoff genaamd Schell (Schele), zwager van de verstrekker, de pastoor van Born Johann Wittenhorst en Godert von der Hair genaamd Hettermann, rechter van Mülheim.

Op 20 mei 1529 draagt Anna gravin van Limburg, dochter te Styrum, abdis te Herford en Scholasterin te Essen, haar woonhuis te Essen genaamd het wijlen Engelbert Moeken Huis, waarin de weduwe van Evert van Schuijren al enige tijd woont, levenslang over aan jonker Jorijen graaf van Limburg, heer van Styrum, haar broeder.

 

Uit dit huwelijk:

Bruijn van Schuren, heer van Horst, ambtman van de Tieler- en Bommelerwaarden (1530), overleden < 18 oktober 1562. Gehuwd met Aleijt van Haeften, overleden < 13 februari 1605

Anna van Schuren. Gehuwd < 22 februari 1519 met Rutger op de Berge, schepen tot Weze

Johan van Schuren, heer van Horst, overleden > 9 september 1535

Adolf van Schuren