Sluijsken, Derick (->1452)

Derick Sluijsken, broeder van het St. Nicolaibroederschap (1426), zoon van Derick Sluijsken, overleden > 1452

Gehuwd met

Hille NN

 

Bronnen: 1) geldersarchief.nl, 2) gaijmans-gaymans.nl

Dese naebeschreven syn die Brödern van St. Nicolaus Hospital t’Arnhem gewest in den jähre 1424 aengaende ende die vorts van jahre tho jahre gekaeren sijn worden:
1426: Anno XIIIIc XXVI Derick Sluesken.

In profesto Sijmonis et Jude 1428 heeft Derick Sluijsken de jonge beloofd heer Symon Martenss van Leiden, priester, ad usus van Wilhelmus Martini van Leijden, frater, bij een pene van 100 Arnhemse Rijnse gl. dat hij met Wilhem, zijn broeder, wonen zal 2 jaar lang van datum ’s briefs aan te rekenen en leren verwe ampt; si non faceret, professus est Derick Sluijsken, pater, expandare ex bonis suis 100 Arnhemse Rijnse gl; Item juvenis Theodericus promisit patrem indampnis tenere; si defectus pater haberet defectum, expandare patri aan alle goed sicud se morte patris et matris, nil juris (vertaald: Als hij het niet zou doen, verklaarde Derick Sluijsken, de vader, dat hij 100 Arnhemse Rijnse gulden uit zijn goederen zou betalen; Ook beloofde de jonge Theodericus zijn vader schadeloos te stellen; als de vader een tekort zou hebben, zou hij zijn vader uit alle goederen betalen zoals bij de dood van vader en moeder, zonder enig recht). 

Op 22 november 1429 ‘op Sente Cecilien dach der Heiligen jonfrouwen’ oorkonden Claes van der Hoeven en Herman van Wije, schepenen te Arnhem, dat Derick Sluijsken en Hille, zijne echtgenoote, overgedragen hebben aan heer Arnt Borchgreve, priester, een rente van 3 oude schilden ’s jaars, gaande uit hun huis, gelegen naast het St. Katherinen hospitaal tArnhem, en het daartoe behoorende land in Arnhemerbroeck.

Op ‘Sabbato post Remigii’ 1438 heeft Derick Sluijsken beloofd schadeloos te houden Arnoldus Budelmaker van de belofte, gedaan voor hem aan handen van Lensken Streparts voor 200 overlenssche gl.

Op ‘Sabbato post Nativitatis Marie’ 1451 Derick Sluijsken en Johan Emmelrix zoont die met de rechten daartoe geeist en “verbaidt” waren, hebben getuigd en gezegd op hun eed, die zij daartoe oerbadich waren te doen, dat hun wittig en kundig is dat de dwarsmuur, theijnden aan Wijer Peterss zoons hofstede gelegen, op Wijerss erve ligt en Wijer voorzegd alleen toegehoort.

Op ‘feria quinta post Reminiscere’ 1452 Derick Sluijsken en Gosen Sluijsken en Aleit, zijn vrouw, en Johan Sluijsken, zijn zoon, sub et re Rutger van Huesselinck hurt deel van huis en hofstede, gelegen in platea Pistoris tussen de gemene steeg ab una en huis en hofstede van Wijer van Brakell ab alid, strekkende met de einde aan erfenis van Henrick van Dorsten, met een schaarweide, tot de alinge huis en hofstede gehorende, gelegen in Arnhemmerbroek ter Merssch wart, te weten Derick Sluijsken voorzegd de helft van het voorgemelde huis en hofstede met de helft van de schaarweide voorzegd en 2 kindsdeel daarvan, die op hem gestorven zijn, als hij zei, en Johan voorzegd zijn aandeel van het voorzegde huis met de schaarweide, op 8 oude schilden ’s jaars en 4 pond kleiner penningen, die uit het voorzegde huis en hofstede jaarlijks gaan; voorts zo hebben Derick en Johan voorzegd beloofd voor Elberigen, hun dochter en zuster, die in een begijnenhuis is, dat zij aan het voorzegde huis en hofstede met de schaarweide geen aanspraak recht of toezeggen hebben zal, sub expandatione omnium bonorum.
Die Philippi et Jacobi 1452 Henrick van der Weijden sub et re Rutger van Huesselinck [tripmaker] bona Derick Sluijskenss beheltlick Aelberto Poelman ex domibus et areis Derick Sluijskenss 3 oude schilden ’s jaars naar vermogen van een schepenbrief.
In profesto Invencionis S.cte Crucis 1452 Judex Gersilius precepit primo exitu ad domum et aream Derick Sluijskenss; recognoverunt Derick Sluijsken, Goesen en Johan exit um; interdixit judex Rutgero (vertaald: Op het feest van de Heilige Kruisvinding in 1452 beval rechter Gersilius de eerste uitgang naar het huis en het terrein van Derick Sluijskens; Derick Sluijskens, Goesen en Johan erkenden de uitgang; de rechter verbood Rutger).

 

Uit dit huwelijk:

Johan Sluijsken

Luijte Sluijsken

Elberigen Sluijsken, begijn (1452)