Wilhem Sluijskens, griffier des Hoves van Gelderland en Zutphen, lid (1594-1615) en huismeester van de St. Nicolai broederschap, lid van St. Joosten schuttersgilde, zoon van Johan Sluijsken en Alijt van Doornick, geboren ca. 1537, overleden 22 mei 1615, begraven in de Grootekerk te Arnhem
Gehuwd op 25 augustus 1583 te Arnhem (#) met
Heesken Tullekens, dochter van Evert Tulleken en Hilleken Gaijmans, geboren juli 1558 (des Donderdags voor St. Victor), overleden 4 mei 1592, begraven in de Grootekerk te Arnhem
Gehuwd < 4 maart 1601 met
Anna van Hoeckelum. Gehuwd met Gerrit van den Berch, overleden < 2 maart 1593
Bron: 1) geldersarchief.nl, 2) De Veluwsche familie Tulleken en hare aanverwanten. Eene genealogisch-historische proeve. J. Anspach, 1882
Links het wapen van Wilhelm Sluijsken, griffiers haves van Gelderlandt, obiit 22 maij 1615. Gedeeld, I. Sluijsken, II. Tulleken. Helmteken en dekkleden: Sluijsken.
Op 3 juni 1589 Missive van Arnt to Boecop tot Harseloe aan Willem Sluisken, houdende verzoek om aan het Hof van Gelre en Zutphen te kennen te geven dat de wegen te onveilig zijn om te reizen, voorts dat hij voor consumptie niet in aanmerking komt, daar hij een jong gezel is en zijn dienaar, die buitenshuis woont, contributie betaalt.
Op 29 april 1592 verklaren Johan van Enss en Merrij, zijn vrouw, schuldig te zijn Willem Sluisken in kwaliteit voorzegd en Ermgart Tullekens 500 Carolus gulden wegens de kooppeningen hunner gekochte behuizing, staande op de Oude markt, belovende diezelve op navolgende termijnen te betalen, te weten op Pasen 1593 250 gulden en op Pasen 1594 de resterende 250 gulden, et si defectus in solutione dat de richter indertijd te Arnhem Willem Sluisken en Ergmart zal bieden de vierde ruiming en inleiding aan en in hun huis en hofstad als voorzegd. Op dito hebben Rombolt Annis en Ermgarda, zijn vrouw, beloofd aan handen van Willem Sluiskens en Ermgarda Tullekens in kwaliteit voorzegd te betalen op Pasen 1593 190 gulden en op Pasen 1594 gelijke 190 gulden, et si defectus in solutione verwillekeurende dat de richter indertijd Willem Sluisken en Ermgarda zal bieden en inleiden aan en in hun huis voorzegd.
Op 29 april 1592 Willem Sluisken voor hem zelf en mede als vader en bloedmomber zijner onmundige kinderkens, geprocreeerd bij Heesken Tullekens, zijn gewezen huisvrouw, met name Evert, Naelleken en Hilleken, en Arnth en Rutger Tulleken, gebroeders, als omen en natuurlijke mombers der kinderen voorzegd, item Ergarth Tullekens voor haar zelf sub et re Johan van Enss en Merrij zijn huisvrouw, alzulke huis en hofstede, waarin Henrick Cuiper, besierder, tegenwoordiger tijd gewoond heeft, met de achterste stal, waarin Thonis die voerman itz woont, met de halve put tussen dit huis en dat andere huis, waarin Rembolt Annis woont, staande op de Oude markt tussen huis en hofstad der comparanten voorzegd ter ener en huis en hofstad der weduwe Roleff Abdincks ter andere zijde, met nog de losgerechtigdheid van een schaar weiden, gelegen in het Arnhemmerbroek in de Olde Mercksche slach ter Maswarth, in dezelve huize behorende, die te lossen staat met de somme van 100 gulden, en met het recht ener vrijer bodem, waarop het huis voorzegd gebouwd staat, et si defectus in wandaria alsook dat huis op ener vrijer bodem staat, sub expandatione domus et area, staande in de Bakkerstraat, doums et area van Henrick Bitter ab una en domus et area van Jurrien Probach ab altera.
Op 29 april 1592 Willem Sluisken pro se et nomine filorum; item Arnt en Rutger Tulleken, fratres, in qualitate quo supra; item Ermart Tullekens pro se sub et re Rembolt Annis en Ermgart zijn vrouw, huis en hofstad, staande o pde Oude markt, de stadmuur ab una en Jan van Enss ab altera, met het achterstalleken, waarin tegenwoordiger tijd Herman Lijndendruijver woont, met de halve put tussen deze en Johan van Enss behuizing liggende, met nog de losgerechtigheid van een schaar weiden, gelegen in Arnhemmerbroek in het Oldemercksche slach tho Marwarth, die te lossen staat met 100 Carolus gulden, et si defectus expandatione domus, in de Bakkerstraat staande als in de voorzegde acte.
Op 7 juni 1592 procedeert Mr. Wilhem Sluijsken, griffier, constituit Herbert van Haegen en Sander van Herten in de zaak als voor hem zelf en als vader en momber zijner kinderen tegen vrouw Arnoldus erfgenamen te Doesburg ad lites.
Op 6 augustus 1593 missive van Willem Sluijsken aan het Hof van Gelre en Zutphen, houdende verzoek om toezending van een afschrift van den brief van Zijne Excellentie over de reductie van Bommel, om dat ten kwartiersdage te gebruiken. Kapitein Lennep heeft hem gezegd te hebben gehoord dat boven Roermond 600 vijanden over de Maas zijn getrokken met bestemming naar Friesland.
Op de francijne rol van de St. Nicolai broederschap te Arnhem, waarop nieuwe leden zijn aangetekend, staat in 1594: “Wilhelm Sluesken, griffier, obijt anno 1615 den 22sten Maij”.
Op 21 augustus 1598 Coendert Gaemis als gemachtigde van Derrick Biermans, secretaris der stad Zutphen, voorts Jacob Mom als momber van Jenneken Biermans, Gerrit Louwen als ook man en momber van Maria Biermans, alle als erfgenamen van zaliger Hans Biermans, zich sterk makende voor hun medeerfgenamen, hebben aangegeven, alzo te maanddage door dwang rechtens op het wijnhuis alhier verkocht zal worden de huizing, waarin hun zaliger vader Hans Biermans voorzegd gestorven is, genoemd het hoff van Batenburch, gelegen in Bentinckssteeg, te weten alle alzulke aanpart, recht en gerechtigheid als de semptlicke erfgenamen van zaliger Mr. Johan Schuck hebben aan voorzegde behuizing als een verbalmond goed dat Biermans voorzegd als uitgesleten en verwonnen heeft voor de summe van 3000 gulden ter goeder rekening en voor de schade met recht daarbij, welke huizing hun zaliger vader de erfgenamen van Mr. Wilhem Sluissken op 10 april 1594 neffens zijn gerede goeder te waarschap gesteld heeft voor zekere penningen, die de erfgenamen voorzegd beforchden dat hun boven de voorwaarden van zijn (Sluisken) gekochte behuizing, staande in de Bakkerstraat, eertijds toebehoord hebbende Walraven Mom zaliger, te laten zullen mogen komen, dat zijn comparanten, daarom in kwaliteit voorzegd beloofd hebben en beloven mits dezen, indien zijlieden kopers mochten worden van de voorzegde behuizing, dat alsdan de gestelde waarschap voorzegd blijven zal zodanig als zij is en, of iemand anders het voorzegde huis kocht, dat zij alsdan de erfgenamen andere goede verzekering zullen doen tot hun redelijke genoegen en de voorzegde huizing van de voornoemde waarschap ontslaan.
Op 1 december 1599 Missive van het Hof van Gelre en Zutphen aan den richter van Bredevoort, dat hij moet zorgen, dat Albrecht van Dijenburch van Willem Sluijsken en Engelbert Engelen het hun toekomende betale.
Op 21 mei 1600 Wilhem Sluijsken, griffier des hoves van Gelderland, voor hem zelf en mede als vader en bloedmomber zijner 3 onmundige kinderen, geprocreeerd bij Heesken Tullekens, als met name Evert, Naelleken en Hilleken Sluiskens, item Rutger Tullekens en Reiner Everwijn als man en momber zijner huisvrouw Heesken Tullekens potententiaverunt Arnth Rulleken, hun respective zwager en broeder, item Otto van de Pavert en Henrick van Straten in causa contra Arnth Sweersell in voorgaande kwaliteit.
Op 4 maart 1601 Wilhem Sluijsken en Wilhem Huigen, schepen, als medehuismeesters van Sint Claes gasthuis alhier en Sluijssken voorzegd als man en momber zijner huisvrouw Anna van Hoeckelum en mede als oom en momber van zijns zaliger broeder Evert Sluijsskens nagelaten kinderen, item Johan van Schrieck voor hem zelf en vanwege Elijzabeth van Hoeckelum, zijn huisvrouw moei, voor wie hij beloofd en zich sterk maakt, voorts Jacob Verheren, Claes van Dort, gemachtigde rentmeester van Francois van Cranevelt, Wessel van Woldenburch, Daem Rutgers vanwege Joffer Cornelia van Ruittenburch, Engel Jacobssen voor hem zelf en vanwege de weduwe en kinderen van zaliger Henrick Brull en mede als lasthebbende van het convent van Bethanien, Wilhem Muijss, Wilhem Muel, Wilhem Ariaenssen, Gerrit Boom, Henrick Everts, als alle geerfden van Westervoort, constituerunt Ricquim Kloick, richter te Westervoort, Johan Thoenissen en Johan Kaetgen om van hun allerwege op dag Geertrudis eerstkomend te verschijnen op het hoofd van de dijk te Oud Zevenaar en aldaar met de andere aanwezige geerfden te communiceren, te ordineren en te resolveren wat tot conversatie en welvaart des dijks enigszins bevonden zal worden te behoren.
Op 27 juni 1601 Pauwell van Hornhum genaamd Schram voor hem zelf en vervangende zijn huisvrouw Joffr. Agatha Heuckingh en zijn dochter Margaritha van Hornhum genaamd Schram sub et re Willem Sluijsken, griffier des hoves van Gelderland, en Anne van Hueckelom zijn vrouw, een stuk bouwlands gelegen opten Enck in de Buijdell genoemd Schetters Landt tussen erfenis van Ott Kanis erfgenamen ter ener en de pastorielanderijen ab altera.
Op 23, 25 en 26 maart 1603 doen Burgemeesters, schepenen en raad der stad Arnhem kond dat voor hen gekomen zijn de erentfeste Jorden van der Lauwick, gedeputeerde des kwartiers van Veluwe, Arndt van Brienen, onze mederaadsvriend, Willem Sluijsken, griffier van den Hove dezes vorstendoms, en Gaert van Meen, scholtis des ambts Voorst, alle geproduceerd als recht is om kondschap der waarheid te geven ter requisitie van de ook Erentfeste Goessen van Vaerick, eerste rekenmeester hooggemelde vorstendoms, op nabeschreven vraagartikelen. De griffier Wilhem Sluiskens deponeerde oud te zijn 66 jaren.
Op 12 december 1603 Elisabet van Heukelom sub et re haar zuster Anna van Heukelom, ehelijke huisvrouw van Wilhem Sluisken, griffier van den Hove van Gelderland, vooreerst een stuk bouwlands op de Arnhemmer Enck gelegen genaamd den Blaesbalck, oostwaarts de Deventerweg gaande naar de Cattepoel, zuidwaarts de weduwe Kempincks, westwaarts de oude kerk en noordwaarts de erfgenamen van Smullinck en Bernt Bussonet, en nog een ander stuksken lands genaamd het Schaerstedeken ook op Arnhemmer Enck gelegen, oostwaarts St. Catharinen gasthuis, zuidwaarts de erfgenis van Cranefelt, westwaarts schietende op de weg naar Gaijmans landt nu Wilhelm Sluisken voorzegd en Reijner Everwijn, en noordwaarts St. Catharinen land.
Op 15 juni 1606 Joost van Reidt, schepen, tuigende over hem zelf en Johan Buddingh, beide als overhuismeesters en Willem van Ratingen, onderhuismeester van St. Catharinen gasthuis alhier, sub et re ea qualitate de erfgenamen van zaliger Evert Tulleken, met name Arnt en Rutger Tulleken, gebroeders, Willem Sluisken, griffier van den Hove van Gelderland, als vader zijner kinderen geteeld bij zijn zaliger voorhuisvrouw Heesken Tullekens, en Reiner Everwijn als man en momber van Ermgardt Tullekens, in den eersten een kempken van derdehalve morgen weilands, gelegen in Arnhemmerbroek te Isseloort, oostwaarts de gemene straat, westwaarts Ketelslach, zuidwaarts Engelens erfgenamen en noordwaarts naast Lubbert Gaemans kempken, met nog een morgen lands in de naaste Ketelslach gelegen, voor vrij eigen erf en goed met de dijk van de wetering, daartoe gehorende nog een schaar weiden in Lubbert Gaemans kempken gelegen beleend van Henrick en Johan Bongardt gebroeders zaliger met 100 Carolus gulden, item 2 schaar weiden gelegen in dat naaste Ketelslach waarvan de een beleend is door Sijbert van Manen met 65 Carolus gulden en de ander door Goessen Roeters met 60 Carolus gulden, nog een schaar weiden in het korte kempken gelegen beleend door Frans Sadelmaecker met 52 daler, daartoe nog een rentebrief van 9 daler jaarlijks sprekende op Jasper van Brienen uit zijn goed te Enschoten op Veluwe, gelijk en in aller gestalt deze voorbeschreven percelen op 22 december 1579 bij contract van permutatie aan Evert Tulleken overgezet en door hem en zijn erfgenamen in possessie genomen zijn tegen zekere 6 morgen weilands, gelegen in de kerspel van Elst in de buurschap op Rijckerwoort, tegenwoordig door deze kinderen en erfgenamen van zaliger Evert Tulleken aan de comparanten voor erfpachters van Overbetuwe getransporteerd en opgedragen.
Op 27 april 1607 Wilhem Sluijsken, griffier in Gelderland, voor hem zelf en zich sterk makende voor zijn kinderen potentiavit Petrum Chous, Ott van de Pavert en Michiell van den Broick, scholtis te Elst, in alzulke zaak als hij voor de gerichte te Elst tegen Claess Smaelefelt te doen heeft, et porro in omnibus ad lites.
Op 29 mei 1607 Willem Sluijsken voor hem zelf en mede als vader en momber zijner onmundige kinderen en zich sterk makende voor Johan Krehefenger en Naelleken Sluijskens echtelieden sub et re Steven Engelen Jacobssen en Christina Bitters echtelieden huis en hof, gelegen in de Rijnstraat, van voren tot achteren tussen St. Peters gasthuis ab uno en huis en hofstad van Johan Becker ab altera, et si defectus sub expandatione domus, staande in de Bakkerstraat, de weduwe Henrick Bitters ab una en huis en hofstad van Evert Boenningh ab altera.
Op 3 juni 1607 hebben de eerzame Joost van Reidt en Johan Buddingh als overhuismeester van St. Catharinen gasthuis alhier in zulker kwaliteit verklaard dat Mr. Wilhem Sluisken, griffier des hoves van Gelderland, gevrijd en kwijtgekocht heeft alzulke 1½ schild of 1½ goud gulden jaarlijks als het voorzegde gasthuis heffende was uit zijn huizing in de Rijnstraat allernaast St. Peters gasthuis.
Op 14 november 1609 verklaren Peter Baltis van Chous en Cornelia Biermans echtelieden. Alzo Hans Biermans op 10 april 1594 voor schepenen der stad, te weten Johan van Dans en Johans de Vaecht zaliger, beloofd heeft alzulke 212 daler als zijn zoon Derck Biermans van Mr. Wilhelm Sluijsken, griffier, vermogen quitantie ontvangen had en voor welke somme hij, Hans Biermans voorzegd, eertijds Mommen, nu des voorzegden griffiers behuzing in de Bakkerstraat staande, verwonnen had, aan de gedachte griffier promptelijk te restitueren indien te eniger tijd zoude mogen blijken dat het voorzegde huis met enige andere bestedichlicke gehypothekeerde renten of lasten dan in de voorwaarden van verkoping gespecificeerd staat, bezwaard waren, met verwillekeuring van aanhering aan zijn gerede goederen en met de leste ruiming en aanhering aan zijn huis en hofstad, staande in Bentickssteeg genaamd ’t hoff van Batenburch, alles naar bredere inhoud der voorgemelde schepenbrief, zo nu de voornoemde Hans Biermans en zijn huisvrouw in God verstorven waren en hun nagelaten kinderen en erfgenamen die voorzegde behuizing, ’t hoff van Batenburch genaamd, aan de rentmeester van Veluwe Jr. Johan van Goltstein erfelijk verkocht hadden, de welke de voorzegde 212 daler van de kooppeningen inhield, wes ter tijd toe zijn gekochte behuizing van deze bezwaarnisse gevrijd zoude zijn, en dat overzulks op 25 julij 1600 voor schepenen Willem Hugen en Engelbert van der Burcht gecompareerd zijn Jacob Mom en Jenneken Biermans, belovende insgelijks die voorzegde 212 daler aan de gemelde Willem Sluijsken te restitueren, indien namaals bevonden mocht worden deze zijne behuizing met verdere lasten bezwaard te zijn dan in de koopvoorwaarden, daarvoor verobligerende hun, echtelieden huis en hofstad, gelegen in de Turfstraat, en zo dan Jacob Mom en Jenneken Biermans echtelieden voorzegd diezelve hunne behuizing van deze belasting gaarne gevrijd hadden, dat derhalve Peter Baltis van Chous en Cornelia Biermans echtelieden verklaren die voorgemelde 212 daler uit handen van …
Uit het 1e huwelijk:
1 Everhard Sluijsken, schepen en burgemeester van Arnhem, tolschrijver, lid van de St. Nicolai broederschap te Arnhem (1617-1652), geboren ca. 1584, overleden 8 januari 1652, begaven 21 januari 1652 in de Grootekerk te Arnhem. Ondertrouwd op 29 maart 1609 te Arnhem en gehuwd met Catharina van Reidt
2 Naelleken Sluijsken, geboren ca. 1586, begraven 16 januari 1660 te Arnhem. Gehuwd < 29 mei 1607 met Johan Krehefenger, huismeester van de Sint Nicolai broederschap, lid van het St. Joosten schuttersgilde, overleden 24 januari 1625 te Arnhem