Dirck Dirckxz van der Speck, overleden februari 1501
Gehuwd met
Lijsbeth NN
Gehuwd met
Aechte NN
Bronnen: 1) hogenda.nl, 2) Het geslacht Van der Spek (Van der Speck – Verspeck) te Rijswijk tot het eind van de 16e eeuw, L. van der Spek. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 35 (1980), 3) Genealogie van het middeleeuwse welgeboren geslacht Van der Speck, drs. F.J.W. van Kan. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 39 (1984), 4) Oorkonden uit het archief van de Oude Kerk te Rijswijk ZH 1419-1572. Transcripties en verklaringen. Het Rijswijks cartularium. Bewerkt door dr. Ruud Poortier. ‘Hollandse Bronnen’ deel 10. Hollandse Vereniging voor Genealogie ‘Ons Voorgeslacht’, 5) Repertorium op de grafelijke lenen in Rijswijk, 1281-1650, J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 39 (1984)
Hij bewoont op 7 juli 1478 het huis te Rijswijk afkomstig van Jacob van der Specke, en bezit ¼e van de bijbehorende 13 morgen land.
Op 30 oktober 1492 wordt onder Rijswijk 17 morgen in de woning Steenvoorde beleend, zijnde de Dwarskamp, groot 3 morgen, gelegen ten zuiden van de Laaksloot, en 14 morgen ten noorden van de Laaksloot, zijnde 4 morgen en 2 morgen, gebruikt door Ruward Albertsz, en 28 hont vast daaraan noordwaarts gebruikt door Willem en Dirk van der Spek, en 4 morgen ten oosten van Pieter Suijs’ woning, gebruikt door Nikolaas Herbarenz, en 4 morgen bij Pieter Suijs’ woning naar de Laaksloot, gebruikt door Ruward Albertsz.
1501: Int jaer ons Heeren vijftienhondert en[de] een starff die oude Dirck Dirckxz van der Speck in februario en[de] heeft besproken die kercke van Rijswijck voir hem, Lijsbeth
en[de] Aechte, zij[n]re huijsvrouwen, me[m]orie tsiaers anderhalff pont Hollants paijment up een vierendeel van der tijen morgen lants en[de] zij[n] voir renten en[de] hebbe[n] belege[n] an die oestzijde meester Phillips Ruijchrock, nu toebehorende meester Jan van Noertwijck, canonick inden Haghe, an die westzijde Jan van die Werff, an die noertzijde den Heerwech streckende streckende zuijtwaert an die Waterloes. En[de] wij, Pieter Kersta[n]tsz. va[n]d[er] Burch, Jan Gerijtsz. en[de] Dirck Dirckxz. die Jonge va[n] d[er] Speck,
hebben beloeft den selffden Dirck mit zij[n] huijsvrouwen als kercmeesters te laten doen alle jaer een vigelie mit drie lessen en[de] mit vijff kaerssen, gevende den vicecureit voir zij[n] vigelie en[de] jaerlix up die stuel en[de] twee priesteren elcx een scelling en[de] den armen v [5] scelling an broet. En[de] oick mede die vier bidde[n]de orden tsiaers elcx i [1] sc[elling]. Des soe sijnt voirwaerden dat wij kercmeesters nu ter tijt off naemaels dese renten niet en sellen vercopen up die verboernisse der selfder renten en[de] als dan te comen an die naeste vrienden mit alsulckdanige laste als nu ter tijt daer up staet, alle dinck sonder arghe oft liste.
1508: Int jaer vijftie[n]hondert en[de] acht soe hebben soe heb wij Adam Jansz, Pieter Jansz va[n]der Does en[de] Dirck Dirckxz va[n]der Speck, kercmeesters van Rijswijck, vercoft voir ons en[de] onsen nacomelingers meester Jan van Noertwijck, canonick in den Haghe, twee pont tsiaers die welck die Oude Dirck va[n]den Speck besproken hadde up een vire[n]deel va[n] dertien marghen lands, nu toebehore[n]de den selfden meester Jan voirnoe[m]t voir zij[n] memorie, van welcke twee pont tsiaers die Heilighe Gheest van Rijswijck toebehoert een half pont, na uuijtwijsinghe van haer register, twelck oeck mede wij sculdich zij[n] den Heijlighe[n] Geest wederomme te bewijsen an renten ofte an jaerlixe pen[n]i[n]ghe[n].
Op 27 april 1547 bekennen Joris Dircxz, Claes Meesz, Ariaen Korssz, kerckm[eeste]rs van Rijswijck ontf[ange]n te hebben van die erffghenamen van Baeltgen IJsbrant Gherijtsz huysvrouwe, twijntich ponden Hollants. Daer voor beloven wij, kerckm[eeste]rs voorn[oemt] voor ons ende onssen naecomelinghen ten eeuwijghen daghen te laetten doen een eeuwijghe memorie vigelie van drie lessen ende drie kaerssen altijts des sonnendaechs nae Sinte Pontiaen voor die ziellen van Baeltgen IJsbrant Gherijtsz huijsvrouwe ende Dirck Dircxz van der Speck, haer eerste man. Den pastoor ofte vicecureijt twee stuvers voor zijn presentie ende vier priesters die in Rijswijck woenachtich zijn ende den diensten daghelix helpen singhen, als den cappellaen van Onsse Liefvrouwen Ghilde ende den oudtsten b[e]n[e]ficiant. Ende als dair soe veel priesters niet en zijn, tprofijt die kerck. Ende dese vier priesters elcx een stuver. Ende den coster drie groodt, een grootgen van die kaerssen up te steecken ende leesen ten grave twee misereren en[de] met deprofundis met twee collecten daer toe dienende. Ende waert dat die kerckm[eeste]rs dese memorie alle jaers ten daghe voorn[oemt] ende in allen manieren voren verclaert niet en deeden onderhouden, ende
die penninghen voorn[oemt] vercoft worden, zoe zullen die erffghenamen moghen nae hem neemen dese penninghen ende laettense doen daert haer believen sal dese memorie zonder weeder segghen den kerckm[eeste]rs dan inder tijt weesen zullen. Toirkonde van desen, soe hebben wij, kerckm[eeste]rs voorn[oemt] begheert dat dit IJsbrant Pietersz, coster, dit zoude regijstrere. Actum den xxviien [27e ] aprilis anno xvc seeven ende veertich. Den xvien [16e ] january ontrent seeven uren anno xvc ses ende veertich sterff dese Bael voor[noemt].
Uit het (?) 1e huwelijk:
1 (?) Willem Dirckxz van der Speck
2 (?) Dirc Dircxz van der Speck de jonge, kerkmeester van Rijswijk (1487-1515), overleden > 1519. Gehuwd met Baeltgen NN, overleden 16 januari 1546