Gerrit Petersz Stam, orgelmaker, zoon van Peter Gerritsz, geboren te Hoorn, begraven 19 september 1527 in de St. Janskloosterkerk te Haarlem
Gehuwd < 1491 met
Wendelmoet van Zijl, dochter van Jan Claesz van Zijl en Alita Zael, overleden 1518
Gehuwd met
Alijt Jacobs
Bronnen: 1) hetutrechtsarchief,nl, 2) Een orgelstrijd in de St. Jacobskerk te Utrecht (1509-1516), Maarten Albert Vente. In: Jaarboek Oud-Utrecht 1981, pag 184-190, 3) Langs Utrechtse orgels 1479-begin 1800, Peter van Dijk, Rogér van Dijk en Lydia Lansink. Stichting Utrecht Orgelland, 4) Op zoek naar het ontstaan van de teerling, Kaj van Vliet. In: Oud Utrecht, 81e jaargang, april 2008
Gerrit volgt zijn vader op als orgelmaker. In 1479–1480 zorgt hij voor een stembeurt van het domorgel. In september 1481 ontvangt Gerrit 85 Rijnsche guldens 16 stuivers voor het ‘orghel uut die alde kercke the breken ende in dat nije cruijswerck te setten’. Op 15 maart 1482 draagt het kapittel van St. Marie hem de bouw van een orgel op waarvan Willem Tonss, volgens overeenkomst van 12 september 1482, de deuren moet beschilderen. Het werk is in 1484 voltooid. Op 24 november 1484 belooft Gerrit Petersz het instrument gedurende drie jaar gratis te onderhouden. Op 23 april 1490 wordt in de resoluties van de kapittel melding gemaakt van een meningsverschil over de hem nog toekomende gelden.
In 1491 koopt hij een lijfrente ten laste van de stad Utrecht ten behoeve van zijn dochter Jut.
Hij levert in 1495–1496 een klein orgel aan de Illustere Lieve Vrouwe Broederschap in ’s Hertogenbosch. In 1497 voltooit Gerrit een instrument ‘an die noirtsijde’ van de St. Janskerk te Hoorn. De kerkmeester betalen hem, na arbitrale uitspraak, 97 Andreas gulden. In 1517 beveelt de Bossche stadssecretaris Simon van Coudenberg hem bij de abt van Averbode aan.
Van 1504 tot 1517 speelt een procedure tussen Gerrit en de commandeur van het St. Catharijnenconvent over de perceelsgrens tussen het convent en Gerrits bezit aan de Viesteeg. Op 26 augustus 1512 legt de Utrechtse raad Gerrit een boete op van 100 Philippus gulden, te betalen binnen acht dagen, ‘omdat hij na luijdinge der clocken anno XI in den IJsselsteijnsche oirloge nijet innen gecomen en is’. In 1515 stuit de aankoop van 20 morgen land in Schalkwijk en ’t Goij op bezwaren van de leenheer, de bisschop van Utrecht.
Tussen 1504 en 1509 heeft Gerrit een conflict over de door hem gebouwde orgel van de St. Jacobskerk te Utrecht, zoals blijkt uit een akte van 3 oktober 1509 in het procuratie- en certificatieboek. In dat jaar vindt de expertise plaats van het orgel door zes organisten. Deze keurmeester constateren allerlei gebreken die Gerrit dient te verhelpen. Nadat hij dit gedaan heeft verklaart hij ‘die voirsz orgel geemendeert ende oprecht gemaict te hebben ende dat het overbodig is anderwerven om te leveren’. De kerkmeesters willen echter zekerheid en verzoeken drie organisten om de verbeteringen te controleren, onder wie Reijner Bogerman van Dockum, de stadssecretaris van Kampen. Opnieuw keuren zij het orgel af waarop Gerrit verklaart dat hij ‘nijet en strafte enich artikell anders dan hij alleen seijde hij en kondes nijet gebeteren, noch anders gemaken’. Burgemeester, schepenen en raad van Utrecht verklaren dat Reijner Bogerman van Dockum zich ‘in dit werk alsoe eerlicken, doechtlicken ende oprechtelicken gehalden ende gedragen heeft als enen goeden treflicken ende eerlicken man moegelick ende behoirlick was van doen’. De kerkmeester verklaren verder dat ‘meijster Reijner gheenrele steeckpennignen, genot, nochte profijt in ’t cleijn noch in ’t groet om ’t voirs werck te misprijsen genomen noch begeert en heeft’. In september 1511 stuurt Reijner een getuigenis naar de Utrechtse heren: ‘Meester Gherijt orgelmaecker heeft meijster Reijner zeer onbetemelicken deffameert, schentelicke ende oneerlicke woirden van hem sprekende, na lude desser zijner ingelachter supplication, etc. Want wij dan, denselven onsen Secretarium nije oneerlicken, dan altijt getrouw in sijnen dienste hebben gevonden’. Reijner verzoekt Utrecht dat ‘die voirsz meester Gerijt sijne onbehoorlicke woorden te rugge stell, als behoirt’ (Bron: Maarten Albert Vente, Een orgelstrijd in de St. Jacobskerk te Utrecht (1509-1516). In Jaarboek Oud-Utrecht 1981, pag 184-190).
In 1515–1516 is Weijn Jan van Zijlsdochter ingeschreven als nieuwe burger van Utrecht.
Op 7 oktober 1517 krijgt Gerrit Petersz de opdracht om het orgel in de St. Mariakerk te Utrecht te vermaken en uit te breiden. Op 1 december 1518 sluiten de kanunniken nog een aanvullende overeenkomst ‘super certis melodiis etc’. Gerrit voltooit dit werk echter niet, want op 19 januari 1525 verplicht Jan van Covelens zich het orgel naar de nieuwste inzichten te verbeteren en vergroten.
Op 24 mei 1519 verzoekt Gerrit een boedelscheiding, mogelijk in verband met zijn voorgenomen huwelijk met Alijt Jacobsdr.
In 1519 machtigt Gerrit de Leidse jurist Philip Vranckensz in een geschil met Katrijn van Tetroede te Leiden, waarin ook de orgelmaker IJsbrand Andriesz van Velden betrokken is. De uitspraak op 10 augustus 1519 is niet ongunstig voor Gerrit omdat IJsbrand van Velden ‘voordat zijn tijt geexpireert was van hem gegaen is’.
Op 31 juli 1526 verplichten Gerijt Petersz Stam die orgelmaecker ende Alijt Jacobsdr sijn wijff zich tot betaling van een erfelijke losrente aan Cornelis Jans weduwe van Gelre.
Uit het 1e huwelijk:
1 Jut Gerrits, overleden 1572-1573. Gehuwd met Harmen van Vrijhuijsen
2 Katrijn Gerrits. Gehuwd met Gijsbert Meertijnsz Lap
3 Alijt Gerrits, overleden < 1531. Gehuwd met Berent van Zolms
6 Maritgen Gerrits, begraven 1524-1525 in de Buurkerk te Utrecht
7 Antonis Gerritsz. Gehuwd met Marij NN
8 Merten Gerritsz, orgelmaker
9 Cornelis Gerritsz, orgelmaker, overleden 1559. Gehuwd met Geertruijt Michiel Eelgis