Tolleken, Rutger (-1498/1502)

Rutger Tolleken, zoon van Arnt Tolleken, overleden 1498-1502

Gehuwd met

Hadewich Voet, overleden 1502-1509

 

Bronnen: 1) geldersarchief.nl, 2) De Veluwsche familie Tulleken en hare aanverwanten. Eene genealogisch-historische proeve. J. Anspach, 1882

Op feria 2a post Brictii 1476 Arnt van den Zande dixit se expandasse des morgen dinsdag 14 dagen wordt ex parte van Rutger Tolleken aan alle roerende goederen van Arnoldus van Reess voor 1½ Rijnse gl. van pachthuur ad bonam computationem cum damnis.

Op Dominica post Divisionis apostolorum 1477 Rutger Tolleken en Hadewich, zijn vrouw, sub et re Johan van Eijmeren en Jutte, zijn vrouw, des voorgemelden Rutgers zuster, hun aandeel van huis en hofstede, geheten t Gulden helm, gelegen apud portam Reni tussen huis en hofstede van Henrick Monichuss[en] ab una en huis en hofstede van Johan Wijerss barbier ab alia, met een halve schaar in Palude, daartoe gehorende, en daartoe hun aandeel van 2 pond ’s jaars, het ene gaande uit huis en hofstede van Wilhem van Gheell, daartegenover omtrent gelegen, en het ander uit huis en hofstede voortijds van Henrick Lubbertss modo Beernt Coenraitss, daar allernaast gelegen, alzo als Rutger voorzegd dat aangekomen en aanbestorven is door de dood van zijn vader Arnt Tolleken.

Op feria 2a post Lucie virginis 1481 Johan van Eijmeren en Jutte, zijn vrouw, Beernt van Steenforden kistemaker en Griete, zijn vrouw, Rutger Tolleken en Hadewich, zijn vrouw, en Reijner Tolleken sub et re Dominus Wilhelmus Ducker en [Dominus] Johan de Ross, presbijter, nu ter tijd procurators van de vicarissen in de oude kerk, ad usum van die vicarissen 1 pond ’s jaars uit huis en hofstede nu ter tijd van Wilhem ter Lair schupmanss, gelegen in platea Reni tussen huis en hofstede van Arnt van Welle ab una en huis en hofstede quondam Henrick Lubbertss ab alia, te betalen op Pasen.

In festo Crucis Invencionis 1483 Brant van Delen sub et re Rutger Tolleken en Hadewijch, zijn vrouw, huis en hofstede quondam van Reijner van Beijnem, gelegen op de Oude markt tussen huis en hofstede voortijds van Peter van Arnhem ab una en erfenis van het hospitaal bte Kathrine ab alia, met een schaarweide in Palude in het Olde Mercksscheslach en met 2 kamers, bij de Zabelspoort gelegen aan de stadmuur enz.; op 5 oude schilden ’s jaars keizers of frankrijks , die Brant voorzegd daaruit behoudt, te betalen op Pasen toekomende eerstaan en zo voort en te lossen op alle Pasen elke schild met 24 Rijnse gl. enz.; en met een schepenbrief, sprekende van 6 oude schilden ’s jaars uit het voorzegde huis en hofstede en de kamers met ook een andere schepenbrief, waarin Brant voorzegd datzelve huis met de kamers gevestigd en opgedragen is.

Op feria 2a post Angnete 1486 hebben Rutger Tolleken en Hadewijch, zijn echte wijf, opgedragen Brant van Delen 3 oude schilden ’s jaars keizers of frankrijks uit hun huis en hofstad, wilner toegehorende Reijner van Beijnem, gelegen aan de Oude markt tussen erfenis van heer Bernt van Possenbroeck ab una en erfenis nu ter tijd van Johan Hoppenkamp ab alia, met een schaarweide, daarin gehorende, gelegen in Palude in het Aldemercktsche slach, en uit 2 stenen kamers, bij de Sabelspoort, gelegen aan de stadmuur, ook daartoe gehorende, te betalen op de heilige Paasdag toekomende eerstaan en zo voort en op alle Pasen te lossen 1 oude schild ’s jaars met 24 Rijnse gl. current enz.
Op feria quarta post Willibrordi 1486 hebben Gerijt Roloffss en Geertruijt, zijn vrouw, opgedragen Rutger Tolleken 1 Rijnse gl. ’s jaars, te betalen uit hun huis en hofstede, gelegen buiten de Rijnpoort aan de hoge weg, waar men gaat naar Merriendaell, Johan Evertss ab una en Egbert Florijss kinderen ab alia, te betalen op Sente Martensdag toekomende over een jaar eerstaan en zo voort; huis en hof voorzegd en aan alle alzulke erfenis en hofstede als zij liggende hebben op de Klingelbeek, gelegen tussen erfenis van Wijnant Ridder ab una en Willemken van Hijen ab alia en tussen 2 gemene straten, en te lossen binnen 6 jaar met 14 gl. paijments enz.

Op feria 2a post Johannis Decollationis 1487 heer Jacop Vaick, provisor, en Wilhem van Doirnijck sub et re Rutger Tolleken een huis en hofstede, gelegen achter der stad muur, strekkende aan erfenis wilner zal. Nese van Arnhem.

In profesto Petri et Pauli apostolorum 1492 bekennen Henrick Wijnt[er] en Nijcolaes, zijn vrouw, alzo zij Rutger Tolleken en Hadewijch, zijn echte wijf, verkocht en opgedragen hebben 3 morgen lands, een weinig min of meer te goeder mate, gelegen in de kerspel van Westervoort, oostwaarts naast erfenis des jonkers van Batenborch, zuidwaarts de erven van Arnt ter Hoeven, westwaarts de Bijvanck en noordwaarts de gemene straat, en hebben mede gezegd dat uit deze voorgemelde lande pacht noch thijns noch jaargeld gaat anders dan dijk en “weringe”, met recht daartoe gehorende, en hebben daarop beloofd te vrijen en te waren jaar en dag alles naar verder inhoud van een gerichtelijke brief, die Rutger en Hadewijch voorzegd daarvan hebben, bezegeld, met de zegels van Gerijt van Raesfelt, richter te Westervoort, en Gijsbert Kaelken en Gijsbert van den Berge als gerichtsluiden, en of dan zaak waar dat Rutger Tolleken en Hadewijch voorzegd en hun erven in de voormelde waarschap enig gebrek hadden, kregen of leden, zulk gebrek mag ter kennisse des briefs de richter te Arnhem Rutger en Hadewijch en hun erven altijd doen peinden aan en uit huis en hofstede van Henrick en Claes voorzegd, gelegen vóór de Velperpoort, de gemene straat op de ene zijde en Johan Schut op de andere zijde, en voorts aan en uit alle hun andere erven en goederen, nihil exemptum.
Op feria 3a post Victoris 1492 verlijden Evert en Grijete, nagelaten kinderen van zal. Derick Orgelmaker, die hij had bij Nijcolaess, nu ter tijd echte huisvrouw van Henrick Wynter, dat hun alle alzulke waarschap als Henrick Wijnter en Nijcolaess, hun moeder, Rutger Tolleken en Heessken e.l. gedaan hebben van zulke land als zij hun verkocht hadden, gelegen in de gerichte van Westervoort, naar vermogen van een schepenbrief, die daarvan is, bezegeld met de zegels van [niet ingevuld, lees: Wijchart ten Have en Willem van Broickhussen,] schepenen te Arnhem, mede beliefde en te wille was gelijk en in alremate als Nijcolaess, hun moeder, en Henrick Wijnter voorzegd gedaan en bekend hebben.

Op 8 januari 1493 ‘feria 2a post Epiphanie Dm.’ oorkonden Jacop Ridder en Brant van Delen, schepenen te Arnhem, dat Rutger Tulleken en diens vrouw Heesken overgedragen hebben aan Jacop van Raijen een rente van 1 rijnschen gulden ’s jaars, gaande uit het huis en de hofstede van Gerrijt Roloffsz en diens vrouw Geertruijt, gelegen buiten de Rijnpoirte aan den hoogen weg, welke naar het klooster Merrienborn voert. “Gegeven int ijair ons Heren dusent vierhondert drie ende tnegentich des Dijnsdages na den Heiligen Derthiendach”.
Op feria quinta post Agneten 1493 Johan Cuper en Grijete, zijn vrouw, sub et re Heessken, echte huisvrouw van Rutger Tolleken, tot behoef van Rutger en haar zelf huis en hofstede, gelegen in Johan Costersteeg, Henrick Bentinck ab una en Rutger voorzegd ab alia enz.; et si defectus fuerit sub expandatione van huis en hofstede van Johan en Grijete voorzegd dat zij nu ter tijd bewonen, gelegen op de hoek van de Bakkerstraat, Reijner Sluijter ab una en Roloff van Bruckhese ab alia, et ex omnibus, nihil exemptum.

In 1496 ‘des maandags na Vastenavond’ is Rutger Tolleken bij opdracht van Wolteer Kaelkens, in tegenwoordigheid van Roloff Ketelar, Wemmer Woltersz en andere goede mannen als mannen van leen, door Arnt Middachten, ridder, beleend ten Zutfensche rechte met een perceel gronds van omtrent vier morgen in het kerspel en gericht Westervoort, geheten Warmerslagh, waaraan hij terstond zijne vroue Hadewich tocht.

In 1497 ‘des donderdags post Sixti’ in tegenwoordigheid der gerichtslieden Roeloff Ketteler en Wolter Kallen, afgelegd door Gerrit van Raesfelt, richter te Westervoort (op bevel van, Grave van den Berg en van den Bilant), in een door deze drie bezegelde brief, verkocht Steven van Loij en Grete, zijn vrouw, aan Rutger Tulleken en zijn vrouw Hadewick omtrent zeven morgen lants geheeten Loijenslagh in het gericht en kerspel van Westervoort. 

In 1502 vindt de boedelscheiding plaats na zijn overlijden.

In het jaar 1509 wordt door de voogden van de twee minderjarige kinderen van Rutger Tulleken en deszelfs oudsten zoon heer Arnt, een magescheid gesloten over de nalatenschap van hun ouders, waarbij aan de meerderjarige zoon Arnt alle leengoederen worden toebedeeld “mitsgaders dat huijs daar zijn vaeder und moeder vuur toe woner plegen, gelegen, enz”.

 

Uit dit huwelijk:

Arnt Tolleken

Stijn Tolleken, overleden > 1509

Reinder Tolleken, overleden > 1509