Elias van Weede, knape, raad (1484) en schepen te Amersfoort (1501-1508), zoon van Johan van Weede en Judith Verbeeck, geboren ca. 1455, overleden 1508-1512
Gehuwd met
Lambrechtje Claas Goorts, dochter van Claas Goorts en Goudeken NN, geboren ca. 1480, overleden > 27 juni 1526
Bronnen: 1) archiefeemland.nl, 2) hetutrechtsarchief.nl, 3) onsvoorgeslacht.nl, 4) Repertorium op de lenen van de hofstede Luttike Weede, 1354-1798, J.C. Kort. In: De Nederlandsche Leeuw, jrg. 113 (1996)
Op 9 maart 1484 ’tertia ante Gregorii’ Lubbert Roes ende Meri sijn wijf hebben te goede gescouden Eelgis van Wede Janszoen 3 gouden rijnse guldens jairlixsche renthen de sij hebben ende meister Peter Sijmenzoen ende Gerijtgen hem belijt hadden als den brief in hout, duersteken.
Op 9 juli 1484 ‘sexta post Martini Translacionis’ Eelgis van Wede Jansoen belijt voir hem ende sijn erfgenamen also hij vercoft heeft brueder Andries van Domseler dat derdendeel van den erve ende goit Te Vlastuijn dair Reijer, Eelgis voirscreven brueder, mede in bestorven is dat tot wat tijden Reijer voirscreven mundich is dat hij alsdan dit voirscreven erve mede overgeven ende vestigen sal brueder Andries of ijement anders dair dit voirscreven erve noch aen comen moicht. Ende wairt zake dat tot eniger tijt hijnder scade ofte gebreck hierin geviel van Eelgis ende Reijer sijnen brueder aen comende, heeft Eelgis belijt dat men den schade altijt verhalen sal aen alsulc goit hij heeft of vercrijgen mach.
Op 1 februari 1485 is Elias van Weede Johansz, neef van de leenheer, beleend met de tiende grof en smal van het goed van Boelenhove in Weede bij het goed van Hendrik van Weede. Op 29 april 1507 Elias van Weede Jansz, te komen op Elias, zijn zoon. Op 8 april 1512 Eelgis van Weede bij dode van Elias, zijn vader. Lambrechtje werd op 29 juli 1497 beleend met het goedt Ruijtenbeeck.
Op 10 juni 1485 ‘sexta post Bonifacii’ Eelgis van Wede Janzoen heeft belijt Willam van Oestrum, gemachticht van sijnen vader, te betalen de helft van een jair verleden reijnthen als Dierc van Oestrums brief inhout gelijck sijns selves sculden tusschen dit ende St. Jacop naestcomende of uut te panden als vol verboden pande; dese summa heeft Eelgis half betaelt quinta post Margrete.
Op 1 maart 1486 ‘quarta post Mathie’ die burgermeister voirgenoemt heeft van wegen Anthonia Lubbert Loijchzoen wedue ende van Lubbert Loijchzoen erfgenamen gegeven ende opgedragen Eelgis van Wede Janzoen ende Lambrich sijn wij ende Reijer, Eelgis voirscreven brueder, den eijgendom van een camp lantz gelegen in die Horseweijde ende alle commer hier in gemaect nae Eelgis voirscreven reijnten is mitten recht of geset ende is verwonnen sicut ut supra.
Op 21 juni 1486 ‘quarta post Viti et Modesti’ Willam van Bijler als een overste burgermeister heeft van wegen Anthonia Lubbert Loijchzoen wedue ende Lubberts erfgenamen gegeven ende opgedragen Eelgis van Wede Janzoen ende Lambrich sijn wijf ende Reijer, Eelgis voirscreven brueder, eijgendom van enen hof gelegen in die Horseweijde ende alle commer hier in gemaect nae Eelgis voirscreven reynten is mitten recht of geset ende desen eijgendom is vercoft ende verwonnen voir reijnten etc.
Op 21 februari 1487 ‘quarta in profesto Petri’ Eelgis van Wede Janzoen ende Lambrich sijn wijf scelden te goede Herman Loijchzoen ende Delijaen sijn wijf de helft van alsulcke vijf rijnsgulden jairlixsche reijnten de Eelgis ende Lambrich voirscreven hebben uut Lubbert Loijchzoen goeden als den brief inhout duersteken mitten verwinbrief die Eelgis vorscreven op Lubberts goeden verwonnen heeft voir de vorscreven reijnten, tot wat tijden Reyer Eelgis voirscreven brueder mundich is dat hij alsdan Herman ende sijn wijf overgeven ende vestigen sel die anderen ut supra.
Op 29 oktober 1488 ‘quarta post Sijmonis’ Gijsbert Jacopzoen aen deen sijde ende Eelgis van Wede Janzoen aen dander sijde belijden elx die een den anderen dat sij ewelick ende erfelick gescouden hebben hoir lant dat sij gemeender voren liggende hebben op die Eem bij Cleijne Wede also dat Gijsbert Jacopzoen hebben sal die 2 vorste maten naest die stat ende Eelgis voirscreven sall hebben dander 2 canten tusschen Gijsbert vorscreven ende de nonnen op die Spoij. Ende Eelgis vorscreven sal dit lant wegen duer Gijsberts lant. Mit voirwerden wairt zaeck dat in deser scheijdijnge deen van den anderen gebreck geviel ende nijet en hilden als voirscreven is sal Gijsbert vorscreven verhalen aen Eelgis vorscreven huijs ende Eelgis voirscreven gastlut huijs dair sij nu ter tijt elx in woenen.
Op 17 juni 1489 ‘quarta post Odulph’ Melijs Peter Sijmanzoen soen belijt Eelgis van Wede ende Lambrich sijn wijf enen halven gouden rijnsgulden of de weerde jairlix te reijnten uut die drie rijnsgulden voirscreven solvendis op meij te lossen den pennijnck mit 14 etc. ende hier mede sal doet ende tenijt wesen den ½* gouden rijnsgulden de Eelgis des jairs hadde uter huse ende hofstede voirscreven.
Op dito Meister Rijcout voirscreven ende sijn wijf hebben belijt Eelgis van Wede ende sijn wijf voirscreven sculdich te wesen acht ende tsestich rijnsgulden current onder te houden om 4 rijnsgulden ende enen gulden of te lossen ende dan nijet vere te gaen dan uter husijnge ende hofstede te betalen te meij ende voirt in alre manijeren als meister Rijcout vorscreven die drie rijnsgulden voir belijt heeft. Ditz betaelt.
Op 1 februari 1490 ‘secunda post Pauli’ Eelgis van Wede Janzoen heeft belijt meister Rijcout Goirtsoen ende Alijt sijn wijf alse wairt zaeck dat sij teniger tijt hijnder scade ofte gebreck cregen in den vesticheijt de Melis meister Petersoen hem gedaen heeft, ruerende van den huse ende hofstede meister Rijcout in woent mitter camer, dat sij den scade altijt verhalen sellen moegen aen der husijnge ende hofstede Eelgis nu ter tijt in woent.
Op 7 juli 1490 ‘quarta post Translationis Martini’ Eelgis van Wede Janzoen ende Lambrich sijn wijf hebben te goede gescouden Jacop Utenhage ende Margriet sijn wijf sulcke 12 Vlaemsche guldens jairlixsche reijnten de sij hebben uten Hage husijnge hoff ende hofstede so den ouden brief dair of inhout. Ende Eelgis ende sijn wijf voirgenoemt belieden mede wairt zake dat Jacop Utenhage ende sijn wijf voirgenoemt teniger tijt hijnder scade ofte gebreck in geviell van yement die tot de voirscreven reijnten recht of toeseggen hebben mochten dat sellen sij verhalen moegen aen der husijnge hoff ende hofstede gelegen aen die Langestraet . Ende tot wat tijden dat Eelgis voirscreven Jacop voirscreven dese voirscreven reijnten vesticht dat sij des vast sijn soe sall dit verhall quijt ende doet [wesen].
Op 13 mei 1493 ‘op sunte Servaes dach’ geven burgemeesters, schepenen, raad oud en nieuw en gemeente van de stad Amersfoort, op verzoek van de landgenoten beneden Wede aan de Eem een schouwbrief. Volcken Bot en Gijsbertgen Henrick Willams weduwe en Reijertgen Gerijt Willamss weduwe en de erfgenamen van deze twee overleden broer zullen onderhouden vanaf hun land de Dwarsdijk tot het Hoegelandt, zo hoog en zo breed als de meerderheid van de landgenoten zal vaststellen, Steven van Wee en Gerijt Bot en hun opvolgers de dijk van de Dwarsdijk opwaarts tot aan het land van Peter Bot, Peter Bot tot aan het land van de erfgenamen van Jan Goedes, Jan Goedes erfgenamen met het klooster Sint Aagten te Amersfoort tot aan Eelijs van Weede Janss, Eelijs van Weede met Johan Gijsbert Jacobs soen en met Evert Poeijt tot aan de eng van Eelijs van Weede, deze dijk zal iedereen onderhouden zo hoog en zo breed als de meerderheid van de landgenoten zal vaststellen. Als er een wade of gat ontstaat zal degene die het dijkvak moet onderhouden dit maken binnen veertien dagen, zoniet dan wordt het door de gezworenen aanbesteed. Als de dijk overloopt zal de onderhoudsplichtige dat binnen 24 uur maken, zoniet dan wordt dit weer aanbesteed. Ieder jaar op Sint Pietersdag ad cathedram (22 februari) zullen de landgenoten op het Sint Joriskerkhof te Amersfoort twee gezworenen kiezen om de dijk twee keer per jaar te schouwen. De burgemeester op dat moment zal de eed afnemen. De eerste schouw vindt plaats met Sint Geertruid (17 maart) en de tweede op Sint Jacobsavond (24 juli). Overloop en schoeren zal met schouwen de hele periode van Sint Geertruid tot Sint Gallen (16 oktober). De sluis en andere zaken van belang zullen onderhouden worden naar grootte van het bezit van de landeigenaar. Geen landeigenaar zal op zijn vak geen vee schutten. Alle vreemd vee mag ieder landgenoten van zijn land schutten. Boeten moeten binnen een etmaal betaald worden, zo niet mogen de schout en gezworenen pandbeslag leggen op grond en goed van de betrokken landgenoot.
Op 27 maart 1494 ‘die vero vicesimaseptimo mensis martis’ oorkondt David van Bourgondie, bisschop van Utrecht, dat Elias van Wede aan het gasthuis (St. Pieters- en Bloklandsgasthuis te Amersfoort) de goederen schenkt in de oorkonden genoemd waarmee deze is getransfigeer, op voorwaarde dat twee keer in de week een mis gelezen zal worden voor het zielenheil van zijn (voor)ouders en hemzelf. Als het gasthuis in gebreke blijft zal de opbrenst van de goederen toevallen aan de Sint Joriskerk.
Op 16 oktober 1518 ‘septima ipso die Galli’ Meijster Eelgis van Weensoen heeft belijt ende bekent voir hem ende voir sijnen erven dat hem Gijsbert van Emeler off sijnen erven niet meer sculdich. En sijn vader alsuclke breeff Gijsbert voirscreven Eelgis van Wee meijster Jans vader gegeven heeft uuter erven ende goede te Groete Emeler als van vijfthien currente enckel gulden losrenten jairlix gevesticht voir mijn heer van Issensteijn nae luden des breeffs meijster Jan voirscreven dair off heeft ende meijster Jan voirscreven daer noch off rest vijftich gouden Philippus Burgoendische gulden van Oestenrijck goet van goude swaer van gewicht gemunt ende geslagen outer datums breefs daer offte geven jairlix te reijnten van twijntich pennijgen voirscreven een te betalen jairlix op Sinte Gallen dacht ter tijt toe die hoeft som voirscreven tot een tijt off gelost is mit de verscenen reijnten nae beloipt ter tijt ende als dat gedaen wesende belijde meijster Jan voirscreven voir hem ende sijnen erven den breef voir hem well off vernuecht ende betaelt te wesen ende den breeff weder als dan te geven in Tonis van Daomselers off sijn nacomelijngen handen.
Op 26 augustus 1521 ‘secunda post Bertelomeus’ Lamberich Elis van Ween wedue mit mijn momber maict nae hore doet, glijck te komen ende te erven op al haer drie zoenen te westen meister Jan, Goert en Elis, al alsulck goet zij heeft of vercrijgen mach inden gerichte van Amersfoirt, ijtgesondert de alinge huijsinge, hof en hoste gelegen opte Camp deen Peel Slotemaker in woent dat die huijsinge voer Meister Jan vor uijt hebben sal ende dese maick altijd in reductio forma. Op dito Lamberich Elis van Ween wedue mit Meus Peterz momber maict, nae hoeren doet glijck te comen ende te erven op hoer drie kinderen, meister Jan, Goert ende Elis, alsulc goet zij heeft inden gericht, beheltelicken die 5 Rijnsche gulden jairlixe rente Peel Zijmonz hoer beleen heeft, die sel meister Jan alleen hebben ende dese maick altijt te vermeren ende te verminren.
Op 31 januari 1523 ‘septima post Conversionis’ Pauli Goirt voirscreven heeft ofticht gedaen ende heeft wederom te goede gescouden aan Lambrich sijn moeder inde boedell alsulc goet erffnisse ende besterffnisse also well binnen den gericht als buten den gericht van Amersfoert wair de goeden gelegen moegen wesen als hem aen gecomen ende bestorven is van dode Elis sijn vader zaliger gedachten. Op dito deselver voirscreven noch scelden de selver Lambrich Eelgis van Ween wedue ende meijster Ian van Wede mit Elijs van Wede hoer beijden geboeren momber ende Elijs van hem selver te goede, een stuc lants gelegen in de Westeijgen. Mit voirwerden dat altijt dese goede voirscreven sullen erven op Goirtz rechte erven van sijnre zij de also voersijde afterlaten Goirt voirscreven. Op dito koopt Gerit van Wede het derdendeel van een schuir berch hoff ende hofstede gelegen bij Bollenburch Poirt gemeen mit … Peterz ende Heinrickgen Gerijt Bots wedue, aan Lambrich Eelgis van Ween wedue ende meijster Ian van Wede mit Elijs van Wede hoer beijden geboeren momber ende Elijs van hem selver hebben te goede gescouden.
Op 21 februari 1526 ‘Quarta post Invocavit’ Joffrouw Oede Elias van Wees dochter mit mijn momber heeft gemaict, nae hoeren doet te hebben te besitten ende te gebruken Lijsbet Elijas van Wee dochter, hoir zuster, de alijnge halve husijnge hoff ende hoste gelegen aen onser Stadt Cijngell duergaendevan de Stadt Cijngel off after aende Coppellstraet toe, vrij hoir leven lange ende niet langer indeen sij niet wederom int Cloester compt ende dese maick altijt te vermeren ende te verminren alst hoir gelieft ende de brieff in hoeren handen, allsulcke inboell sij dan after laet hoiren vrijen wille mede te doen ende altijt de maick te vermeren ende te verminren alst hair gelieft ende den brieff in hoeren handen. Te hebben all sulcke twee gouden Rijns gulden doe ponde sij jairlix heeft uut Ian Brantz goet ende noch alsulcke 4 Rijns gulden sij jairlx heeft uut Evert van Zurckesteijns goet, mit voirwairden dat nae hoeren beijder doet de 2 gulden van gewicht zullen comen op Sinte Lucas Altair inde Groete Kerck om een misse te weke dair op laten doen ende de ander 4 Rijnsche gulden nae haer beijder doet op Sinte Tonis Altair inde Groete Kerck om een misse ter weke oick dair op te doen ende altijt de Maick te vermeren ende te verminren alst hoir gelieft ende den brieff in hoeren handen. Joffrouw Oede Elias van Wees dochter mit mijn momber heeft gemaickt, nae hoeren doet ende nae Lijsbet hoir zusters doet gelijck te comen ende te erven op Ian van Wee 3 dochters Maria, Gijsbert ende Dijrckgen de alijnge husijnge hoff ende hoste gelegen aen onser Stadt Cijngell duergaende van de Stadt Cyngel off after aende Coppellstraet toe, mit voirwerden alsoe lange als dair een van hem drien leeff de dair sterff sel deze husijnge hoff ende hoffste voirscreven dan erven op den andere die dair leve mit voirwerden dat Ian van Wee sell als dan heffer bliven van dese husijnge hof ende hoste voirscreven soe lange hij leeft ende dese make altijt te vermeren ende te verminren alst Joffrouw Oede belieft ende den brieff in hoeren handen.
Op 27 juni 1526 Lambrich van Wede mit min momber heeft erder geropen aan hoir dree zoenen all sulcke maick als sij in voir tijden gemaickt mach hebben (ze herroept alle voormalige testamenten).
Uit dit huwelijk:
1 Jan van Wede, knape (1496), meester, bewaarder van de Peter Hamersfelt vicarie te Amersfoort (1526), geboren ca. 1475, overleden 1540-1541. Gehuwd met Corstine Ghijsbert Jacobs, dochter van Ghijsbert Jacobsz en Clemeijns NN, overleden > 29 oktober 1533
2 Oede van Weede, overleden > 19 december 1543
3 Goert van Weede, raad en lid van vijf te Amersfoort (1525). Gehuwd met Weijndelmoet NN
4 Margriet Elis van Wede
5 Evertje Elis van Wede
6 Lijsbet Elijas van Wede