Elias van Weede, raad (1534) en schepen (1536) van Amersfoort, collateur van de Vicarie van de Sint Annakapel te Amersfoort (1566), zoon van Elias van Weede en Lambrechtje Claas Goorts, geboren ca. 1500, overleden 1570-1572
Gehuwd met
Margrijet Reijer Peters, dochter van Reijer Petersz en Antonia NN, overleden 1572-1574
Bronnen: 1) hetutrechtsarchief.nl, 2) archiefeemland.nl, 3) Recepta ex pulsatione campanarum in funeribus defunctorum. Archief domkapittel no 651 (fabrieksrekeningen) en 702, Simon den Daas. Utrecht, 2012, 4) Overluidingen te Utrecht. Overgenomen uit De Navorscher deel 36 (1886) tot en met deel 51 (1901). Oorspronkelijk gepubliceerd in 1881 onder de titel Necrologie de differ. personnes illustres des Pays-Bas 1614-1651, 5) hogenda.nl, 6) Repertorium op de lenen van de hofstede Luttike Weede, 1354-1798, J.C. Kort. In: De Nederlandsche Leeuw, jrg. 113 (1996)
Op 8 april 1512 is Eelgis van Weede bij dode van Elias, zijn vader, beleend met de tiende grof en smal van het goed van Boelenhove . Hij is op 14 juni 1537 beleend met het goedt Ruijtenbeeck. Op 12 augustus 1564 verkopen Elijs van Wede en zijn vrouw Margrijet de vrije eigendom van twee stukken land in de Westeijgen bij Amersfoort in gemeenschappelijk bezit met hun zwager Ariaen Jacobszn aan Willem Henricxzn Ancker en zijn vrouw Goertgen, Jacob Jongejans dochter.
Op 19 juli 1518 ‘secunda ante Magdalene’ Reijner Peterz ende Antonia sijn wijff hebben belijt sculdich te wesen veertich Philippus gulden off ander paijment uut all sulc goet sij hebben off vercrigen moegen inden gericht van Amersfoirt aan Heer German Hukenhorst. Mit voirwerden dat sij de gelden onder houden moegen ende geven heer German voirscreven dair jairlix off te reijnten twee de selver gulden te betalen op Sunt Jans dach te midsomer [24 juni] ter tijt sij die 40 gulden voirscreven betaelt hebben mit de onbetaelde verscenen reijnten nae beloip ter tijt. Marge: Op ten 3e decembris anno 48 (3 december 1548) soe heeft Elis van Wee voor hem scenende ende voor Willem Reijerss ende Ytgen sijn huijsfrou, suster ende broeder aen handen Cornelis Vos voer dese brieff gelost dertich Philippus gulden in hooft sommen.
Op 7 augustus 1520 ‘etem tertia post Petri ad Vincula’ leent Elis Brant wedue de helft van een rente aan Pillegrom Sijmonsz ende Meijnss sijn wijf. Ende bij bevel van Elis van Wede ende bij beveel van Elis dochter aengeteijckent den 22e maij anno 1551.
Op 15 december 1522 ‘secunda post Lucie’ Alijt Peter Meuss wedue beliet Elis van Wee dat se 3 jaer op dat erf gewoent heeft ende heeft alle jaer (aan Elis van Wee) een vette gans gegeven voer die halve smalen thient.
Op 31 januari 1523 ‘eotem septima post Conversionis Pauli’, verkopen ‘Lambrich Eelgis van Ween wedue ende meijster Ian van Wede mit Elijs van Wede hoer beijden geboeren momber ende Elijs van Wede hem selver te goede, een stuc lants gelegen inde Westeijgen, aan Gerit van Wede. Mit voirwerden dat altijt dese goede voirscreven sullen erven op Goirtz rechte erven van sijnre zij die also voersijde afterlaten Goirt voirscreven’. Tevens verkopen zij aan Gerrit van Wede ‘het derdendeell van een schuir berch hoff ende hofstede gelegen bij Bollenburch Poirt gemeen mit … Peterz ende Heinrickgen Gerij Bots wedue’.
Op 12 april 1525 ‘quarta post Palmarum Goert van Wee ende Weijm zijn wijf scelden te goede al sulck recht ende toeseggen zij hebben aen so schuer, brech (berch?), hof ende hofste gelegen aen Bollers Poirt’ aan Els van Wee. Elis voirnoemt beliet sculdich te wesen vijftich Rins gulden current uijt alsulck goet hij heeft ofte vercrijgen mach inden gerichte van Amersfoert aen Goert ende Weijm voor screven. Mit voirwerden dat hij de gelden onder houden mach ende geven Goert van Wee ende Weijm zijn wijff daer jairlix of te rente van 20 penningen een, solvidur (te betalen) meij toecomende over een jaer ende zoe voort alle jaer voir deen dach ter tijt (totdat) hij de principael hooftsom betaelt heeft mit de verschenen renten nae beloip der tijt. Aansluitend Elis voorscreven scelt te goede de helft van het derdendeel van die schuer voorscreven utsupra aen Meus Peterz.
Op 15 april 1525 ‘septima post Palmarum Goert van Wee ende Weijm zijn wijf scelden te goede Elis van Wede alsulcx recht ende toeseggen als hij aen berch hof ende hofstede gelegen aen Bollers Poirt.
In 1538 transporteren Gherijt Reijer Peters, Willam Reijers, Peter van Zeebeeck en zijn vrouw IJde Reijer Peters dochter en Mergrijet Reijer Peters dochter, vrouw vn Elijs van Wede, aan Joist Hermanz namens de Armen de Poth een jaarlijkse erfpacht van 7 oort Reinaldus Arnhemse guldens, gevestigd op een huis in Bloemendal.
Op 23 december 1539 ‘dijnsdaichs na sinte Thomas dach apostell’ oorkonden burgemeesters, schepenen en raad van Amersfoort dat Jan Jan Gerits namens Henrick Corneliss voor tweederde deel en Elijs van Wede namens Gerrijt Reijer Peters voor eenderde deel de Armen de Poth vrijwaren voor enige hinder, schade of gebrek door de erfgenamen van Thonis Corneliss of eimand anders, inzake de door hen op 19 december 1539 overgedragen grond.
Op 24 februari 1541 kopen Elijs van Wede en zijn vrouw Mergrijt een tegoedschelding van het zestiende deel van twee vierdelen land gelegen buiten de Campoert aan de Daewech te Amersfoort.
Op 13 april 1541 kopen Elijs van Wede en zijn vrouw Mergrijet een tegoedschelding van twee philippusgulden die het broederschap jaarlijks heeft uit het goed van Willem Reijer Petersoen.
Op 9 juni 1541 ‘quinta post Pentecostis’ lenen Elijs van Wede ende Mergrijet sijn wijff geld van Meus Peter Aeltsoen tot behoeff Sint Anna Capell gelegen aen onser stadt wall. Vijf Philippusgulden 25 stuvers pro de gulden aan rente, jaarlijks te betalen op Petri ad Cathedram (22 februari) en altijd te lossen de penning met twintig. Als onderpand alle goed dat zij hebben of verkrijgen mogen in het gerecht van Amersfoort. De rente is gelost op 21 juni 1547.
Op 26 oktober 1541 ‘quarta post Crispini’ verkopen Elijs van Wede en zijn wijf Mergrijet opgifte van de eigendom van een huis hoff en hofstede glegen op Blomedall vanouds geheten Aert Rijcksenhuis aan Gherijt Gerijt en zijn wijf Katerijn. Zij lenen hen daarvoor geld. Twee hollandse guldens aan renten jaarlijks te betalen op Sijmonis et Jude (28 oktober) te loosen de penning 14. Als onderpand een huis hof en hofstede gelegen op Blomedall. Afgelost op 20 oktober 1545 en de brief is gecasseerd.
Op 29 april 1542 ‘saterdach post Georgii’ lenen Elijs van Wede en zijn wijf Mergrijt geld van Jut Jacop Zwarten weduwe. Drie hollandse gulden aan rente, jaarlijks te betalen op Sint Jorisdach zolang genoemde Jut leven zal en niet langer. Als onderpand alle goed dat zij hebben of nog verkrijgen in het gerecht van Amersfoort.
Op 19 december 1543 vermaakt Jut zalige Jacop Zwarten weduwe met haar momber Eelijs van Wede aan de nagelaten gelijkgerechtigde kinderen van Goert van Wede haar broeder tien gouden hertog philippusgulden aan rente die Willam Vos en zijn huisvrouw Alijdt aan genoemde Jut beleden hebben, met de voorwaarde dat de vader van de kinderen, Goert van Wede, deze renten heffen en beuren zal zijn leven lang en niet langer, met de voorwaarde dat deze kinderen zover en indien zij sterven zonder echtelijke en wettelijke geboorte achter te laten dat dan deze rente altijd zal vererven op de wettelijke erfgenamen van genoemde Jut van Wede. Marge: De originele rentebrief van deze 10 gouden hertog philippusgulden sjaars zijn afgelost door Weijm Herberts aan handen van Jut Zwarten en is hier na opdracht van Elis van Wede aangetekend en de brief is gecasseerd op 3 september 1551 in kennis van mij L. Botter secretaris.
Op 28 juni 1544 ‘septima post Johannis’ verkopen Zair Jacopsoen en zijn wijf Petergen aan Willem Evertsoen en zijn wijf Grijetgen een tegoedschelding van een huis met de erfpacht van de hof en hofstede gelegen op Blomendall. Elijs van Wede behoudt 12 stuiver hollands aan erfpacht daaruit, de heijligen Sacraments Broederschap een gulden te lossen de penning met achttien en Gijsbert Mourisoen een philippusgulden losrente de penning veertien. Mede kwam voor ons Elijs van Wede en verleende Willem Evertsoen en Grijet zijn wijf dit huis hof en hofstede ten erfpacht voor 12 hollandse stuiver jaarlijks te betalen op Martini hijemalis.
Op 8 juli 1545 oorkonden Ermgardt Meijns Peterssoens weduwe met Elias van Weede en Ghijsbert Jan Spruijtensoen, haar neven, dat zij ingevolge de wil van Goirdt Claessoen, haar broer, die oom was van Elias en oudoom van Gijsbert, een vicarie hebben gesticht en begiftigd in St. Annakapel bij de stadsmuur in de Pothoff, toegewijd aan Anna.
Op 24 maart 1552 verlenen Engelbert van Till en Peter van Lin, als schepenen der stad Embrick, procuratie namens Gerijt Dircxzn aan Elis van Weede, burger der stad Amersfoort, om zijn huis, hof en hofstede in de Crommestraet te Amersfoort te mogen verkopen. Op dito verkoopt Elis van Wede gemachtigde van Gerijt Dircxzn bij procuratie van de stad Embrick en Anna, Gerijt Dirckszn huisvrouw, een huis, hof en hofstede gelegen in de Crommestraet aan Gerijtgen Henricxdochter.
Op 9 mei 1552 verkopen Claes Meijnszn en zijn vrouw Gerijtgen een schuur met de halve hof daarachter bij Bolres poorte, alsmede een hooiberg met een berchstede gelegen daartegenover aan Ghijsbert Jansszn en zijn vrouw Henrickgen. Tegelijk verscheen Rutger Pueijt in opdracht van Elis van Wede en gaf deze hofstede aan Ghijsbert Janszn en zijn vrouw Henrickgen in erfpacht tot aan de eerstvolgende brand voor 6,5 stuiver per jaar en voor een taeck goede wijn.
Op 22 april 1553 verkoopt Gerijt Reijer Peterszn en zijn vrouw Geertruijt aan zijn broer Willem Reijerss het rechter vierendeel van een huis, hof en hofstede met al zijn toebehoren, alsmede het vierendeel van de brouwketel die Elis van Wede tegenwoordig gebruikt, gelegen aan de Corte Graft.
Op 16 september 1563 verklaren Reijer van Moerzelaer en zijn vrouw Jannitgen Johans dochter schuldig te zijn aan Elgis van Wede en zijn vrouw Margariet de som van 32 Karolusguldens, voortkomend uit de koop van een hofstede bij de Kamppoort aan de stadswal, tegen een jaarlijkse rente van een Karolusgulden en twaalf stuivers.
Op 12 augustus 1564 kopen Elijs van Wede en zijn vrouw Margrijet van Willem Henricxzn Ancker en zijn vrouw Goertgen Jacob Jongejansdochter, de vrije eigendom van twee stukken land in de Westeijgen in gemeenschappelijk bezit met hun zwager Ariaen Jacobszn.
Op 7 november 1564 verkopen Ghijsbert Rijcxzn en zijn vrouw Rijckgen de helft van twee huizen, hof en hofstede zoals die vanouds gelegen zijn op Blomendal aan Jan Henricxzn en zijn vrouw Marrij. Belast met 19½ stuivers die Elis van Wede en Pueijt van Bijler jaarlijks toekomen, en de helft van twee gulden 16 stuivers aan het Bouluijdengilde.
Op 26 juli 1565 lenen Elijas van Wede en zijn vrouw Margrijet aan Goert Willemzoon, molenaar, en zijn vrouw Dijrickgen een bedrag van 450 gulden met een rente van 22½ carolusgulden jaarlijks af te lossen. Onderpand een morgen land gelegen tussen de Slijk en Utrechtse Poort, twee morgen land gelegen achter de molen van Jan Zegerszoon, en hun molen met de erfpacht waarop de molen staat, met het getimmer aan beide zijden.
Op 11 februari 1566 verkopen Elis van Wede, Ghijsbert Spruijt en Claes Meijnss als collateurs van de Vicarie van Sint Annakapel gelegen aan de stadswal, een rente van jaarlijks 2 Philips guldens, 25 oude Badensche braspenningen de gulden die heer Henrick Bosch met zijn gekozen momber op 4 juli 1525 beleden heeft aan Meijns Peterszoon ten behoeve van de Sint Annakapel, aan Herman Botter en zijn vrouw Deliana.
Op 12 september 1570 verkopen Thonis Dircxzoon voor hemzelf en zich tevens sterkmakende voor al zijn kinderen, Cornelis Henricxzoon met zijn vrouw, de dochter van Henrick Ariaens, Peter Corneliszoon en zijn vrouw Willempgen Claesdochter, Geertgen, weduwe van Anthonis Self, Ariaentgen, Geertgen en Ryckgen, dochters van Claes Ariaenszoon met Willem Dircx als hun gekozen momber, een huis, hof en hofstede op Bloemendal aan Jan van Lockhorst en zijn vrouw Cornelia. Belast met 10 stuivers min 1 oort jaarlijks erfrente aan Elis van Wede, met 28 (?) rente per jaar aan het Bouwliedengilde, met aan Willem Dircxzoon 1½ gulden.
Op 20 september 1570 verkopen Aert Willemszoon en zijn vrouw Merritgen, dochter van Coenraet Willemszoon, een huis, hof en hofstede met twee cameren ernaast, gelegen op Bloemendal, met de steeg aan de zuidzijde van het huis aan Evert Janszoon Coot en zijn vrouw Hillegont. Belast met 26 stuiver per jaar erfrente aan Elis van Wede, Pue… van Bijler en Goert Janszoon, 6 gulden jaarlijks, af te lossen met 120 gulden aan de weduwe en erfgenamen van Willem Bos, aan de Sinte Anthonis broederschap 1 Philips gulden per jaar, af te lossen met 16 Philips gulden.
Op 20 maart 1572 verkopen Goort Willemsz, molenaar en zijn vrouw Dirckgen Jacops, de molen, molenwerf, huis, hof en hofstede buiten de Slijckpoort aan Wouter Thonisz en zijn vrouw Lijsgen Peter Woutersz-dochter. Op last van 22,5 keizersgulden per jaar aan weduwe en erven Elijs van Weder; nog 2,5 keizersgulden per jaar aan Aefgen Petersdochter bij de losrente de penning twintig; nog 6 keizersgulden per jaar aan Marie, de weduwe van Henrick Haefkens, losbaar met 100 keizersgulden en 2 philipusgulden per jaar erfpachtrenten.
Op 3 juli 1574 verkopen Elias van Wede, Peter van Wede, Aert van Zijl als man van Lamberich, Anthonia van Wede met voornoemde Peter als momber, als erfgenamen van Elias van Wede en zijn vrouw Margriet, hun overleden ouders een eigendom aan Claes Jacopsz, bakker.
Op 18 januari 1576 verkopen Johan Henricxz, metselaar met zijn vrouw Cornelia, de helft van 2 huizen, hof en hofsteden van ouds gelegen op Bloemendal aan Willemtgen Harmansdochter, de weduwe van Harman Thomasz. Op last van de helft van 2 gulden en 16 stuivers aan de bouwluidengilde. Aert van Zijll als nazaat van Elias van Wede, mede voor Perijt van Bijler, tegenwoordig, verklaart dat voornoemde Willemptgen de helft van 2 huizen, hof en hofsteden voor de helft van 19 stuiver en een halve per jaar betaalt. Aert van Zijll in kwaliteit als boven en Perijt van Bijler als nakomelinge zal een goede take wijn krijgen.
Op 23 november 1577 compareren Gerrijt en Ghijsbert Willemszn Bosch, als naaste familie van vaderszijde, en Seger van Achtervelt en Gerrijt van Achtervelt als naaste familie van moederszijde. Zij representeren de vier vierdelen van het onmondige kind van Claes Gerrytszn en zijn vrouw Judith van Achtervelt en hebben een rentebrief van 200 gulden hoofdsom; een jaarlijkse rente van 10 carolusgulden, zoals destijds is vastgelegd op 11 januari 1568 door Elias van Wede van Esfelt en zijn vrouw ten behoeve van Goort Bosch en zijn vrouw Christina van Achtervelt, overgedragen aan de gasthuismeesters van het Sint-Peters Ghasthuijs ten behoeven van het gasthuis.
Uit dit huwelijk:
2 Lamberta van Weede, overleden oktober 1610 (overluid 29 oktober 1610 te Utrecht). Gehuwd met Aernt van Zijll, overleden 1577
3 Anthonia van Weede. Gehuwd met Reijer Hermans
4 Reijer van Weede, priester, overleden 3 mei 1601
5 Peter van Weede, overleden 1594 (overluid te Utrecht). Gehuwd met Maria van Werckhoven. Gehuwd met Johanna van der Eem, dochter van Jacob Ghijsbertsz van der Eem, overleden juni 1622 (overluid 26 juni 1622 te Utrecht)