Claes Wijntgens, koopman in wijnen, zoon van Henrick Wijntgens en Hilleken de Wrede, overleden 5 december 1559 te Deventer, begraven in Onze Lieve Vrouwe Kerk te Deventer
Gehuwd < 1537 met
Gaertgen Munters, dochter van Evert Munter en Meth van Wamel, overleden > 7 september 1575
Bronnen: 1) geldersarchief.nl, 2) Het muntmeestergeslacht Wyntgens, Ph.F.W. van Romondt. In: Maandblad van het Genealogisch-heraldisch Genootschap “De Nederlandsche Leeuw”, No. 7/8, XXXIIIe jaargang, juli-augustus 1915
Op 23 januari 1539 des donredaghes nae Sente-Agnietendach oorkonden Johan van Mekeren en Wijnant van Prisichave, schepenen te Arnhem, dat Ott van Wamell, weduwe van Evert Glasemaicker, Gerrit Bock en zijn vrouw Naell, Claes Wijntgens en zijn vrouw Gertgen, en Herman en Geritgen, respectievelijk zoon en dochter van Ott, aan Arnt van der Eruwe een losbare jaarrenten van 3 gulden hebben overgedragen, te betalen op Sint-Victor, uit huis en hofstede van Balden Loeff, gelegen aan de Nijhe Merckt, tussen huis en hofstede van wijlen Jacob die Moler en huis en hofstede van Jacob ter Hoeven, terwijl Ott c.s. voor de nakoming van hun verplichtingen hun huis hebben verbonden, gelegen in de Oeverstrate, tussen huis en hofstede van wijlen Aelbert Decken en huis en hofstede van Gerit van Holt.
Op donderdag post Agnetis 1539 Ott van Wamel, nagelaten weduwe van zal. Evert Glasemaicker, Geryt Bock en Nael, zijn vrouw, Claess Wijntgenss en Gertgen, zijn vrouw, Herman, Otten voorzegd zoon, en Geritgen, haar dochter, sub et re Arnt van der Erve alzulke 3 current gl. ’s jaars als zij jaarlijks geldende hadden uit huis en hofstede van Balden Loeff, gelegen aan de Nieuwe markt, Jacob die Moler zal. ab una en Jacob ter hoeven ab alia, te betalen nu Sente Victorsdag na datum ’s briefs eerstaan en te lossen met 48 gl. current en met de verschenen jaargelden [enz.]; et si defectus in de waarschap erit sub expandatione domus eorum, geleden in de Oeverstraat, Aelbert Deckenss zal. ab una en Gerijt van Holt ab alia.
Op zondag Jubilate 1539 coram richter Wilhem Hijnckert en gildemeesters nabeschreven is gekomen Derick Serriss met een deel goeder vrome burgers, nl. Wilhelmus Muijlicum, Meijnart van Ham, Gerijt then Broick, Gijsbert ther Hoeven, Steven then Westenenge, Claess Wijntgenss, Jan van Danss en Aloff Kreijevenger en heeft verwillekeurd en overgegeven, zo hij ettelijke woorden gesproken heeft betreffende ons genedige lieve heer hoogheid zo dat hij en anderen de graaf van Moerze vangen en gevankelijk wilden doen zetten, voort dat hij der stad haar “accijse” wilde onthouden en “stekijnge” van “moeijterie” onder de gemeen te gedaan, zo heeft Derick voorzegd in tegenwoordigheid des richters, der schepenen en gildemeesters nabeschreven en de burgers voorzegd dienstelijk gebeden zulke woorden hem te willen vergeven en zich verwillekeurd en overgegeven dat hij na deze dag zich houden zal als andere goede burgers en geen “moeijterie” onder de gemeente voortaan steken noch doen en der stad haar “accijse’ ‘betalen zal; en of hij de puncten voorzegd contrarie dede na deze dag zal hij zijn lijf verbeurd hebben zonder schepenvonnis; Erant presentes: Wijnant van Dornijnck, Jan van Mekeren, Roloff Mom, Henrick van Poelwijck, Wijnant van Prisichave, Daem van Heerde, Daem van Delen, Jan Sluijsken, Jacob van Tuijll en Goessen van Maenen en gildemeesters Henrick Poell, Herman Brouwer, Herman Glasemaicker, Derick Pouwelss en Jan Wilhemss.
Op zaterdag post Jubilate 1540 hebben raden van onze genedige lieve heer, de richter van Arnhem en de gemene schepenen doen bescheiden de Noeijen kinderen, nl. heer Thomass, Jasper en Peter, waar bij waren Telman Brouwer, Gijsbert Munter, Jan Munter, Steven then Westenenge, Jasper Wijntgenss, Herman Drijver, Meester Wilhem Klockengieter en Claess Wijntgenss, en dezelve vanwege ons genedige lieve heer en de stad Arnhem vrede geboden, niet 14 dan 20 lang durende bis hun twist met recht of met vriendschap uitgedragen en gesleten waar, en hebben zij enige kondschap in middelertijd te leiden dat een iegelijk tot zijn recht dienen mocht, daartoe zijn de schepenen willig aan te horen en op te tekenen laten; datzelve de Noeijen kinderen beliefd en overgegeven hebben; en ditzelve woe voorzegd hebben Jacob van Maenen en Henrick, zijn zoon, Aloff Kreijevenger en zijn broeder en de jonge Jan Kreijevenger ook te houden en te achtervolgen beloofd woe boven beschreven staat en daarop de richter handtasting gedaan.
Op zaterdag post Conceptionis (Marie) 1540 Claess Wijntgenes als man en momber zijner huisvrouw Gaertgen Munterss heeft naar erfhuisrecht en naar recht en gewoonte der stad Arnhem een voorvank gedaan aan alle erfenissen, renten en goederen, rede en onrede, nihil exemptum, waarin zijn huisvrouwen aldemoeder Meth Munterss en haar oom Henrick Munter verstorven zijn en nagelaten hebben en Thomass van Bemmell en Jasper Wijntgens hebben beloofd de erfhuis genoeg te doen sub expandaiione ex omnibus en Claess voorzegd heeft beloofd zijn borgen voorzegd schadeloos te houden van deze belofte.
Op gudesdag post Oculi 1541 Claess Wijntgenss potentiavit Kaerll Potouw en Gartgen, zijn vrouw, alle alzodane rechtsvordering als hij aangeheven heeft tegen Gijsbert Munter met zijn adherenten in het erfhuis, erfenissen en goederen, rede en onrede, nihil exemptum, waarin Gaertgens voorzegd aldemoeder Meth Munterss en haar oom Henrick Munter verstorven zijn en nagelaten hebben, waar het de een gelaten heeft dat het de ander voor te mogen continueren alles tot behoef van Claess en zijn huisvrouw, en met recht daarom te spreken enz.
Op Sexta post Cantate 1541 comparuerunt Jasper Wijntgenss, Peter Wijntgenss, Gaert, echte huisvrouw van Claess Wijntgenss, en Lijsken Gheerlichss met recht gebaad om een getuigenis der waarheid te geven en hebben getuigd en gezegd dat Ot die Wrede zal. zei tot Thonis, zijn zuster, in zijner krankte: “dat lant suster, dair hebben mijn kijnderen segellen en brieven en schrijfften aff; dair sullen sij U all bescheijt aff seggen”.
Op dinsdag post trium regum 1542 comparuit Claess Wijntgenss met recht gebaad om een getuig der waarheid te geven en tuigt dat hij gehoord heeft dat Ott die Wrede zal. zei Thonijss, zijn zuster, in zijner krankte: ”dat landt, suster, daer hebben mijn kijnderen zegell ind brieve ind schrijfften aff; daer sullen zij U alle bescheijdt aff seggen”; datzelve heeft hij gehouden bij de eed, die hij onze genedige heer en de stad Arnhem gedaan heeft.
Op Ipso Anthony 1542 Claes Wijntgens potentiavit Gaertgen, zijn echte wijf, en Kaerl Potou, zijn zwager, alle alzulke zaken en rechtsvorderingen als hij met Ghijsbert Munter te doen en aangeheven heeft, te mogen eisen, manen, heffen, opboeren, te vorderen, te vervolgen en met recht daarom te spreken enz.
Op post Invocavit 1542 Herman Driver en Hilleken, zijn vrouw, Thonis Driver, Nael, nagelaten weduwe van zal. Claes Noijden, met Cristoffel en Sween, haar zusters, Anna, Derck Drivers dochter, Claes Pansemaicker en Ffija, zijn vrouw, en Albert Moijsis sub et re Stheven Schuth huis en hofstad, gelegen achter Rodenborch, Stheven voorzegd ab una en de gemene straat met de stadmuur ab alia, strekkende bis aan de Helst, met het huisken, achter in de hof staande; sub expandatione vanwege Nael, weduwe van Claes Noijden, dat heer Thom(as), Jasper en Peter (Noijden) met hun huisvrouwen ook opdracht doen zullen, aan en uit haar huis en hofstad, gelegen in de Rijnstraat, Claes Wijntgenss ab una en Henrick die Wr(ede) ab alia; – vanwege Herman Driver en Hillick, zijn vrouw, aan en uit alzulk land als zij liggende hebben bij Sent Agnijeten watermolen, de vicarissen van de moederkerk ab una en Sent Agnijten ab alia; – en vanwege Thonis dat zijn kinderen ook mede opdracht doen zullen, te weten: Griet, Jan en Peter, aan en uit huis en hofstad, dat hij bewoont, gelegen aan de Oort, Jan ter Inden ab una en Henrick van Grol ab alia; – en vanwege Claes en Ffija aan en uit huis en hofstad, gelegen in de Bakkerstraat, Wilhem van Amstel ab una en Meester Jan Harnismaicker ab alia; – en vanwege Albert te peinden aan en uit zijn gerechtigdheid van huis en hofstad, gelegen in de Turfstraat, Gaert Poel ab una en Ghijsbert van Wagesfelt ab alia.
Op zaterdag post Oculi 1542 Claess Wijntgenss en Gaertgen, zijn vrouw, hebben verlijd en bekend – Zo wist en schelinge geweest is tussen Claess voorzegd als man en momber zijner huisvrouw Gaertgen Munterss aan één en Gijsbert Munter, Gaertgen voorzegd oom, anderdeels der tweeer versterven, erven en goederen halve, rede en onrede, roerende en onroerende, nihil exemptum, waarin Gaertgen voorzegd aldemoeder Meth Munterss en haar oom Henrick Munter zal. verstorven zich en nagelaten hebben, – dat Gijsbert Munter hun goedlijk en wel uitgericht, vernoegd en betaald heeft beide die versterven, erven en goederen woe voorzegd staat naar vermogen eens maaggescheids, door de vrienden uitgesproken, van datum des gudesdags post Oculi Ao. 1542, en bedankten zich daarvan goeder betaling en bekenden nil juris; en hiermede zal ook het maaggescheid zover Henrick van Poelwijck en Goessen van Manen getuigd hebben en van waarde gewezen, van waarde zijn en blijven.
Op 3a post Petri ad Vincula 1542 comparuerunt Jan Mess, Teelman Brouwer, Ffrans van Raeij, Claes Wijngens, Kaerl Potou, Wessel Heijmerix, Hermen van Dorsten, Jan van Koesfelt, Henrick Haemaicker en Jan Glaesmaicker met recht gebaad om een getuigenis der waarheid te geven en hebben getuigd en gezegd dat zij gezamenderhand met Nael van Arssen op de raadkamer geweest zijn, als zij het ordel tussen haar kinderen en de Poellen vermaande en dat zij niet hebben gehoord dat iemand ter tijd Geert Poellen vernootsinnigd heeft, als de richter te gericht zat en de bank gespannen was; en dit zijn zij oerbodich met hun eed te bestedigen.
Op gudesdag post Jacobi 1542 tuigen Claess Wijngenss, Herman Louwen en Jacob van Epe – zo Hermanss broeder Gerijt en Jan Reijnerss twistende geweest waren met woorden dat zij met lange woorden Jan Reijnerss daartoe gebracht hebben dat hij tevreden is geweest en beloofd heeft dat men Gerijt Louwen halen zou en alle zaken zouden vergeten en vergeten zijn, waarop Gerijt voorzegd gekomen is, en hebben Gerijt Louwen en Jan Reijnerss malkander de hand gegeven en een roemer wijns gebracht, hetwelk geschied is in bijwezen van Herman Louwen, Derick Schijpmaicker en Thonijss Jeger en meer goeder luiden; – tuigen Claess Wijntgenss en Jacob van Epe woe Jan Reijnerss knecht Corneliss onder de poort gekomen is, aan wie Claess voorzegd gevraagd heeft woe de twist wederom gekomen waar, aangezien zij wel gescheiden waren; zei Corneliss voorzegd dat hij gestaan had en wist anders niet dat zij zouden gaan; zo heeft Jan Reijnerss de deur opgestoten en zijn rappier uitgetagen en heeft ”gierich” naar Gerijt Louwen gestoken dat hij bijna gevallen had, waarop Claess geantwoord: ”soe ist doch guet dat daer ijmants bij geweest iss, opdat men weten moege woe die handell geschiet iss by leven ind sterven”; datzelve woe voorzegd heeft Jacob van Epe mede gehoord; datzelve hebben zij gehouden bij de eed, die zij onze genedige heer en de stad Arnhem (gedaan hebben).
Op donderdag post Galli 1543 Claess Wijntgenss heeft als man en momber zijner huisvrouw Gaertgen Munterss naar erfhuis recht en naar recht en gewoonte der stad Arnhem een voorvank gedaan aan alzulk erf en goed, rede en onrede, nihil exemptum, waarin Eusebiuss Munter, Gaertgenss voorzegd oom, verstorven is en nagelaten heeft; en hiervoor hebben beloofd de erfhuis genoeg te doen Henrick Kreijevenger en Kaerll Potouw elk een voor al sub expandatione ex omnibus; des zo heeft Claess voorzegd zijn borgen voorzegd beloofd schadeloos te houden.
Op de heilige kerstavond 1543 comparuerunt Henrick van Poelwijck, schepen, tuigende over hem zelf, en Goessen van Manen met recht gebaad om een getuig der waarheid te geven en tuigen dat Meth Munterss, Henrick en Gijsbert Munter, gebroeders, en Gaert Munter, der gebroeders voorzegd oom, met Herman Tengnegell en Goessen van Manen gekomen zijn bij hem (Henrick van Poelwijck) en begeerd dat Herman Tengnegell, Goessen van Manen, Gaert Munter en Henrick van Poelwijck een maaggescheid helpen maken wilden gelijk zij gedaan hebben, waar zij toentertijd mede tevreden zijn geweest, en staat (hun) niet voor dat zij van de tijd af dat zij dat maaggescheid gemaakt hebben, dat zij daarom aangezocht zijn geworden daarvan te tuigen eer dat Claess Wijntgenss en Gijsbert Munter op de ander met recht gevorderd hebben.
Op Sunct (Servatius)dag 1545 (Cunigken Boutten), nagelaten weduwe van zal. Berndt van Rossum, Evert, haar zoon, Stijn van Rossum met Cornelis van Hall als momber van Henrick, Aelbert, Met en Jut, gebroeders en zusters, sub et re Claes Wijntgens en Gaertgen, zijn echte huisvrouw, hun huis en hofstad, gelegen in de Kortestraat, Claes Wijntgens ab una en Henrick die Vreij ab alia enz.; en hebben Stijn van Rossum en Cornelis voorzegd beloofd dat Henrick, Aelbert, Meth en Jut deze opdracht altijd tot gezinnen van Claes en zijn erven doen zullen.
Op vrijdag post Letare Jeruzalem 1546 comparuit Reiner Erckelenss met recht besat om een kondschap etc. et dixit dat hij daar bij over en aan geweest is dat, zo Claess Wijntgens zal. gestorven en aflijvig geworden is en een zoon, genoemd Everdt, bij zijn huisvrouw Geertgen gewonnen en nagelaten had, dezelve voor zijn vaders versterf toegedeeld en gescheiden zijn 9 daler, dewelke Claes Harnismeker te Groningen, des kinds oom en momber, in bewaar gedaan zijn; et juravit ad Sancta.
Op gudesdag post Pontiani 1549 comparuerunt Henrick Droichscherer en Claess Gobelss met recht gebaad om een getuig der waarheid te geven en hebben getuigd en gezegd woe dat maaggescheidsluiden Evert Vermaet, Gerijt van Holt, Jasper Wijntgenss en Claess Gobelss tussen Ott van Wamell, weduwe van zal. Evert Glasemaker, en Naell, huisvrouw van Gerijt Bock, Gerrijken, huisvrouw van Thomas van Muijlicum, Gertruijt, huisvrouw van Claess Wijntgenss, en Herman, haar kinderen gescheiden hebben met de moeder dat de moeder voorzegd ter lester dood zal blijven zitten in huis en hof, reed en onreed, erf en rente, dat zij nu ter tijd hebben, beheltlick, zo Claess Wijntgenss voorzegd 50 goud gl., 5 snaphanen voor de gl., ontvangen heeft met Gertruijt, zijn huisvrouw, dat men hem de leste 25 gl. daarvan korten zal na dode van Ott, de moeder, voorzegd en tegen de andere 25 goud gl. voorzegd Gerijt Bock en zijn huisvrouw voorzegd 25 goud gl. daartegen ontvangen zullen van stonde aan; en Thonijss van Mulicum heeft zijn 25 goud gl. ontvangen en, zo Herman, de jongste zoon, nog klein is, zal hem de moeder voorzegd van stond aan van zijn 25 goud gl. rente bekennen voor schepenen, t.w. 2 goud gl. jaarlijks; nog zal men Claess korten voor achterstedige pacht des zij vredig zijn na dode der moeder 9 gl. paijments; en de moeder zal haar nooddruft daarvan leven en niet verkopen buiten weten der kinderen; datzelve hebben zij gehouden bij de eed, die zij Keij. Matt. en de stad Arnhem gedaan hebben.
Op dominica Letare 1549 Heer Thomas Noijen, pastoor te Wilp en canoninck te Kleef, sub et re Johan van der Moelen tollener en Margriett Noijen, zijn huisvrouw, 6 enkele Joachim daler ’s jaars en 6 Carolus gl. jaarlijks en 2 gelrese rijder gl. ’s jaars uit zijn half huis en hofstede, gelegen in de Rijnstraat, genaamd Leuwensteijn, ab una Claes Wijntgens en ab alia Henrick die Vrede, te betalen op Sunct Mathiesdag des heiligen apostels na datum ’s briefs eerstaan en zo voort en te lossen als nl. de 6 Joachim daler met 100 Joachim daler, de 6 Carolus gl. ook met 100 Carolus gl. en de 2 rijder gl. met 32 rijder gl. paijments enz.
In profesto Andree 1549 Claes Wintgens potentiavit Henrick Potter alzulke schuld als hem Thonis Grunewolt schuldig is, nl. 174 daler, herkomende van wijn, vermogen zijn eigen handschrift, diezelve in de naam van hem in te vorderen.
Op 11 juli 1550 in presentie van Wijnant Hackerdtt en Ghiesbert van der Hoeven, burgemeesters, en schepenen Henrick van Poelwick, Wijnant van Presichave, Willem Hinckardtt, Jacob van Tuill, Johan van Mekeren, Ghiesbert van Camphuesen en Kairll Bentinck zijn gekomen Henrick van Poelwick en Wynant Hackfordtt voorzegd met recht gerequireerd om een kondschap en getuig der waarheid te geven en hebben door dwang des rechten ter instantie van Thomas van Bemmell getuigd en gezegd dat zij hierbevorens ter begeerte van Thomas van Bemmell gegaan zijn bij Claes Wijntgens vóór in het raadhuis en hem aangezegd dat zijn zwager Thomas voorgemeld begeerde dat hij hem doch opdracht doen wilde van de vierdenhalve morgen lands, die hij hem afgekocht en betaald had, in Overbetuwe in de kerspel van Elst in Hollander(broek) gelegen en hem van zijn ouders aangekomen; waarop Claes voorzegd antwoordde en zei wat gebrek zijn zwager daar bij had; hij waar des lands in gebruik; hij had hem daar geen indracht of bespiering in gedaan; hij wilde hem ook daar geen in doen, want hij had hem afgekocht en goedlijk en wel betaald; hij had nog te doen van opdracht zijner huizing en nog andere ontscheiding tussen de vrienden, begerende dat hem zijn zwager Thomas daartoe “fordelick” en behulpelijk zijn wilde; sus waar hij altijd goedwillig opdracht en vertichnisse te doen; datzelve hebben genoemde Henrick van Poelwick en Wijnant Hackfordtt gehouden bij de eed, die zij Ro. Keij. Matt, onze alregenedigste heer, en de stad Arnhem gedaan hebben.
Op gudesdag post Jacobi 29 juli 1553 Gerijt van Dorn en Catharina, zijn vrouw, hebben bekend dat Jan Bertgenss van hen goedlijk en wel afgekocht, gevrijt en gelost heeft 1 gouden schild ’s jaars, die zij jaarlijks geldende hadden uit Jans voorzegd huis en hofstede, gelegen in de Ketelstraat op de hoek van de Wielhackensteeg, Jan Wemmerss ab una en de Wielhackensteeg ab alia, en bedankten zich daarvan goeder betaling en bekenden nil juris; en zo zij deze gouden schild ’s jaars Jan van den Berge te waarschap en gezet hebben voor de halve schaarweide, die zij verpand hebben aan Jan van den Berge, dat die niet hoger versat is dan voor 18 gl., zo stellen zij in plaats des gouden schilds hun huis en hofstede, gelegen in de Kortestraat, Engell Rademaickerss ab una en Claess Wijntgenss ab alia.
Op 6 juli 1554 Claes Wintgens en Gaertgen, zijn vrouw, sub et re Gairdt Jansche en Truije Aellerts, zijn vrouw, 10 daler ’s jaars uit 1½ morgen lands, gelegen in Arnhemmerbroek in de Rickerluijdeweide, te betalen op Sunct Johansdag te midzomer na datum ’s briefs eerstaan en zo voort en te lossen met 200 daler enz.
Op 7 juli 1554 Claes Wintgens en Gaertgen, zijn huisvrouw, sub et re Gairdt Janssen en Truijde Allerts, zijn huisvrouw, 10 enkele Joachim daler ’s jaars uit 1½ morgen lands, gelegen in Arnhemmerbroek in de Rickeluijdeweide, te betalen op Sunct Johansdag te midzomer na datum ’s briefs eerstaan en zo voort en te lossen met 200 Joachim daler enz.
Op 20 juni 1555 Melchior Wintgens en Delia, zijn vrouw, Baltazar Wintgens en Anna, zijn vrouw, sub et re Claes Wintgens, hun broeder, en Gaertgen, zijn vrouw, alle alzulke 48 goud gl. ’s jaars, nl. elk voor (24) goud gl. ’s jaars, als zij jaarlijks geldende hadden uit huis en hofstede van Claes voorzegd, gelegen in de Rijnstraat, ab una wilner Claes Nijen en ab alia Iken van (Herne), en hun voor hun vader en moeders versterf toegescheiden en toegedeeld waren vermogens de schepenbrief, daarvan sprekende.
Op 20 augustus 1556 Hell Wilhese, weduwe, en Lijss, haar dochter, hebben beliefd en overgegeven en mede gedaan alzodane opdracht als Gaert Muijssken en Anna, zijn vrouw, gedaan hebben Jan van Essen van een loohof, gelegen buiten de Rijnpoort, de gemene weg ab una en Jan van Essen loohof en erfenis ab alia, voor zoverre zij daartoe gerechtigd zijn, en zo Thomass de Voervechter en Thonijss Wilhese, zijn vrouw, mede tot deze loohof voorzegd gerechtigd zijn, heeft daarvoor beloofd Claess Wijntgens dat Thomass en Thonijss voorzegd deze opdracht mede te doen en believen zullen; en Spoell Jenne, Hellen voorzegd zoon, niet tegenwoordig geweest en mede opdracht en vertichnisse van deze loohof gedaan, daarvoor stelt en zet de weduwe voorzegd te waarschap alzodane 50 rijder gl. als zij heeft aan huis en hofstede, gelegen in de Overstraat, Jasper Noeijen ab una en Jan die Haesse al. ab alia, ter tijd toe en zolang Spoell Jenne voorzegd mede opdracht en vertichnisse van deze loohof gedaan heeft.
Op 11 juli 1557 Claess van Oever juratus dixit se expandasse vanwege Claess Wijntgenss op de 9e dag juli lestleden aan huis en hofstede en alle gerede goederen, daarin wezende, Jan van der Haerst en Wilhemken, zijn vrouw toebehorende, gelegen in de Weverstraat, Reijner Kempijnck ab una en de erfgenamen van Lijsken Malerss ab alia, voor 84 daler, alles tot goeder rekening cum damnis.
Op 26 juli 1557 Jacob Gaertss, juratus cursor, heeft gegicht op zijn eed dat hij eens dinsdag verleden geweest is te Colne in Jan Bitters huis des morgens omtrent 9 uren en dezelve Jan Bitter een besloten weetbrief in zijn hand gegeven heeft, bezegeld en toegestoken met het secreetzegel der stad Arnhem, inhoudende woe dat Claess Wijntgenss gepeind heeft aan huis en hofstede van Johan van der Haerst dat Wilhem Gaijmijss voor schepenen van Arnhem in zijn behoef ontvangen heeft.
Op 3 juni 1558 Jan van Ruremund, man en momber van Hilleken Wintges, Jasper zal. dochter, Aemell van Maenen, Gerrit Vermaet en Claes Wijntgenss potentiaverunt Mr. Cornelis Verborch in alzulke rechtsvordering als zij met Ermgart Gaemanss, nagelaten weduwe van Jasper zal., de onmundige kinderen halve te doen hebben enz.
Claes Wijntgens is op 5 december 1559 met zijn zoon Hendrik buiten de Poort te Deventer vermoord, op de ontdekking waarvan de regering bij publicatie 100 jochimsdaalders uitloofde met een goed nieuw kleed van ’t hoofd tot de voeten, terwijl ook in de muur een gedenkteken aan die gebeurtenis geplaatst werd, dat nog in het begin van de 17e eeuw aanwezig was.
Op 7 mei 1560 Gaertgen, weduwe van zal. Claess Wijntgenss, potentiavit Thomas Vurvechter in alzodane zaken en rechtsvorderingen als zij binnen de steden Groningen, Emden, Orsoij, Amsterdam en alle andere steden met iemand schuldenhalve te doen mag hebben; haar schulden in te manen, te heffen en te boeren enz.
Op 8 oktober 1561 comparuerunt Jan die Moler en Reijn die Moler met recht gebaad ter instantie van Zebuiss Jacobss om getuig der waarheid te geven en hebben door dwang des rechten getuigd et juraverunt ad S.cta dat zij daar bij aan en over zijn geweest in Claess Wijntgenss zal. (huis, waar) (Claess) van Delen verkocht heeft Zebuiss Jacobss 4 karren holts, waarvan de 2 karren balken “slijete” zijn zouden en de andere karren barnholts; voor de 2 karren barnholts betaald « daler in de vim en voor de andere karren balken “slijete” 1 daler betaald.
Op Ipso puerorum 1561 Baltazar Wijntgenss en Anna, zijn vrouw, sub et re Geritgen, de jongste dochter van zal. Claess Wijntgenss, 6 keizers gl. ’s jaars, die zij jaarlijks geldende hadden uit huis en hofstede van zal. Jasper Wijntgenss, gelegen in de Oeverstraat, Henrick Hoijck ab una en Fenne Everwijns ab alia, te betalen op alle Sente Petersdag ad Cathedram, alles naar wijderinhoud eens schepenbriefs, daarvan sprekende enz.
Op 11 juli 1562 Gaertgen, weduwe van zal. Claes Wintgenss, potentiavit Jan Hack om alzulke schuld in te vorderen als zij aan Jacob Cuner te Groningen uitstaande heeft enz.
Op 8 mei 1563 Roloff Troess en Gertgen, zijn vrouw, sub et re Gaertgen, weduwe van zal. Claess Wijntgenss, 3 Joachim daler ’s jaars uit hun huis en hofstede voorzegd, te betalen op Meidag Ao. 1564 eerstaan en zo voort en te lossen met 50 Joachim daler enz.
Op 23 december 1565 Henrisken en Adriaentgen, nagelaten kinderen van zal. Johan Slaetmaecker, sub et re Henrick Bongardt als een toevenger tot behoef van Gaertgen, weduwe van zal. Claes Wintgens, 3 daler ’s jaars uit hun huis en hofstede, gelegen in de Oeverstraat, dat Ross ab una en de gemene straat, strekkende naar de stadsmuur, ab alia, welke huizeren de gezusters voorzegd voor hun vaders goed toegedeeld luid hun maaggescheid, te betalen op Christmis na datum ’s briefs naastkomend over een jaar eerstaan en te lossen met 50 daler payments enz.
Op 20 november 1566 Zacharias Cornachiner en Margaretha, zijn vrouw, sub et re Gaertgen, weduwe van zal. Claes Wintgenss, tot behoef van Henrick Bongardt en Hilleken, zijn vrouw, huis en hofstede, gelegen in de Rijnstraat op de hoek van de Kortestraat, Griett Uwens ab una en Hill Wielhesen ab alia enz.; en hebben daarbeneffens te waar gesteld hun huis en hofstede, gelegen in de Kortestraat, vrouw Gaijmanss ab una en de gemene steeg ab alia.
Op 6 september 1567 Adolff Kreijvenger en Anna van Solssbruggen, zijn vrouw, sub et re door een transfixbrief Gaertgen Wientgens, nagelaten weduwe van zal. Claes Wientgens, een rentebrief van 18 daalder jaarlijks, gaande uit een leengoed, geheten Reijnerding, gelegen in de graafschap Zutphen in de ambte van Lochem, et dicebant nil juris en hebben mede gezegd dat zij die brief tevoren met geen andere penningen anders belast hebben dan aan Hans Bierman 100 daalder als in dorso deszelven briefs te bespeuren is enz.; et si defectus in de verdere vestenis, in de waarschap of in enig punct sub expandatione domus, gelegen op de grote Oort, geheten die kat, Henrick Engelen ab una en Claes Saelmaker ab alia, atque ex omnibus bonis tam mobilibus quam immobilibus.
Op 21 september 1567 Gaertgen, weduwe zal. Claes Wientges, en Henrick Bongarts en Hilleken Wintgens, zijn vrouw, en Gaert Wientgens, haar kinderen, sub et re Jan Jacobss schipmaker en Barbara, zijn vrouw, een hofstede, gelegen aan de Kraen buiten de Rijnpoort, Willem Kocken ab una en Hilleken Wielhesen ab alia, schietende van beneden wes boven toe aan de gemene heerstraat; Wijders zo hebben zij semptlich beloofd voor Claes en Nelissken Wientgens, onmundig wezende, dat zij tot hun mundige dagen komende hiervan ook opdracht en vertichenisse doen zullen.
Op 20 april 1569 missive van het Hof aan den Schout van Lochem. Joest van Keppel moet aan de wed. Claes Wintgens 3 jaren achterstallige renten uit het leen Reijnerdinck met het huis ter Kluise betalen of op 24 mei voor het Hof verschijnen om den eisch der weduwe aan te hooren enz.
Op 16 mei 1569 missive van den Schout van Lochem aan het Hof in antwoord op die van 20 april No. 3594. Joest van Keppel heeft, schoon hij ziekelijk is, beloofd hem schriftelijk zijn gevoelen over het request van de wed. Wintgens te zullen mededeelen.
Op 22 mei 1569 missive van Joest van Keppel aan het Hof. Daar hij ziek is en geen geld beschikbaar heeft, is hij bereid aan de wed. Wintgens tot aflossing en betaling land in gebruik te geven.
Op 15 juni 1569 missive van het Hof aan Joest van Keppel. Ten verzoeke van de wed. Claes Wintgens wordt hij opnieuw geciteerd en wel tegen 19 juli a.s.
Op 30 augustus 1569 missive van het Hof aan Joest van Keppel. In plaats van den afgestelden verhoorsdag op 18 juli wordt nu 24 september bepaald voor de behandeling der zaak tusschen hem en de wed. Claes Wintgens.
Op 18 november 1569 missive van het Hof aan Joest van Keppel en mutatis mutantis aan Berndt van Broeckhuijsen. Ten derden male worden zij geciteerd ten verzoeke resp. van de wed. Claes Wijntgens.
Op 27 oktober 1570 missive van het Hof aan den Schout van Lochem. Aan Joost van Keppel moet gelast worden aan de wed. Claes Wijntgens te Arnhem 72 daalders te betalen of op 13 december a.s. voor het Hof te verschijnen om den eisch van gen. weduwe aan te hooren enz.
Op 21 mei 1571 missive van den Schout van Lochem aan het Hof. Daar hij noch van het Hof noch van de wed. Wijntgens bericht van de betaling door Joest van Keppel heeft ontvangen, heeft hij het beslag op de goederen Reijnerdinck en de Cloese in de kerk laten afkondigen.
Op 25 september 1571 missive van den Schout van Lochem aan het Hof in antwoord op die van 31 mei No. 4051 (door hem op 2 september ontvangen). Hij heeft het bevel aan Joest van Keppel overgebracht. Hij heeft de goederen Reijnerdinck en de Cloese gesequestreerd ten behoeve van Z.M. en verwondert er zich over, dat de weduwe (Wijntgens) over hem klaagt, daar hij toch geen partijen behoeft te dienen op zijn kosten. Hij verzoekt het Hof haar te gelasten hem de kosten te vergoeden.
Op 1 december 1571 missive van het Hof aan Joost van Keppel, met last om alsnog zijn diminutie op de declaratie van kosten van de Wed. Claes Wijntgens in te zenden.
Op 28 november 1573 missive van het Hof aan den Schout van Lochem, begeleidende de declaratie van kosten van de wed. Claes Wijntgens, waarop door Joest van Keppel moet worden gediminueerd.
Op 23 januari 1574 missive van het Hof aan den Schout van Lochem, met last om te voldoen aan het hem bij brief van 28 november l.l. (No. 4632) gelaste en de hierbij gaande declaratie van kosten van de wed. Claes Wijntgens aan Joost van Keppel ter hand te doen stellen, waartegen eerstgen. bereid is hem en den gerichtsschrijver daarvan schadeloos te stellen.
Op 7 september 1575 missive van het Hof aan den landdrost als Schout van Lochem. Ten verzoeke van de wed. Claes Wientgens wordt hem gelast 18 september a.s. in de kerk te Lochem en andere omliggende kerken het goed Reynerdinck met het huis ter Cluijse van Joest van Keppel publiek te veilen.
Uit dit huwelijk:
2 Hilleken Wijntgens, begraven in de Grote Kerk te Arnhem. Gehuwd met Hendrik Bongart, begraven in de Grote Kerk te Arnhem
3 Gaert Wijntgens, schepen van Arnhem (1586-1587), geboren 1549-1550, overleden 24 september 1587. Gehuwd met Geesken Huijckeshorst, overleden > 16 juli 1604
4 Hendrik Wijntgens, overleden 5 december 1559 te Deventer
5 Peter Wijntgens, overleden < 14 oktober 1607. Gehuwd met (?) Catharina Smitmans, overleden > 14 oktober 1607
6 Geritgen Wijntgens, overleden < 11 april 1600. Gehuwd met Henrick Huls, overleden < 11 april 1600