Evert Zoudenbalch, schepen en burgemeester van Utrecht (1491-1524), eilandheer van Urk en Emmeloord (1495-1530), lid van de Kleine Kalende broederschap, zoon van Gerrit Zoudenbalch en Geertruid Zuijlen van Natewisch, geboren ca. 1460, overleden 1 november 1530 te Utrecht
Gehuwd op 20 juli 1491 met
Maria van Brienen, dochter van Johan van Brienen en Elisabeth van Kerskorff, geboren ca. 1470, overleden > 1544
Bronnen: 1) hetutrechtsarchief.nl, 2) Recepta ex pulsatione campanarum in funeribus defunctorum. Archief domkapittel no 651 (fabrieksrekeningen) en 702, Simon den Daas. Utrecht, 2012, 3) Zoudenbalch. een Utrechtse familie. J.W. van Maren. In: Jaarboek Oud-Utrecht 2006, 4) Soudenbalch. In: De Navorscher, 33e jaargang, 1883, pg. 287-290, 5) In Utrechtse handen, Klaas de Vries en Klaas Post. Op: urkeruitgaven.nl, 6) Stukken betreffende de Groote en Kleine Kalende-Broederschappen te Utrecht, Mr. S. Muller Fz. In: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, deel 8, 1885, 7) razu.nl, 8) NT00061_38. Nadere Toegang op inv. nr 38 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 9) NT00061_45. Nadere Toegang op inv. nr 45 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 10) Het Veluwsche geslacht Van Brienen, Mr. P.C. Bloys van Treslong Prins. In: De Nederlandsche Leeuw, 27e jaargang, 1909, pg. 195-199
Evert Zoudenbalch en verschillende van zijn voorouders en nakomelingen komen met overlijdensdatum voor op de lijst van de leden der Kleine Kalende-broederschap. Het doel van de broederschap was de bediening van kapellen en altaren (welke kaland of kalend kapellen wrden genoemd), het houden van missen voor de zielen van de gestorven leden, het uitdelen van aalmoezen en het houden feesttijden. De kalende broederschap had statuten die voor alle leden bindend waren.
Evert wordt in 1491 gekozen als schepen en hij heeft vervolgens meer dan 20 jaar zitting in het stadsbestuur. Hij gaat in augustus 1499 samen met Hendrik van Gent, als vertegenwoordigers van de stad Utrecht, mee bij een veldtocht naar Kleef tegen de hertog van Kleef, welke het Sticht was binnengevallen. Met enkele anderen bevindt Evert zich in november 1499 in ’s Hertogenbosch voor vredesberaad en later in april-mei 1500 in Keulen.
Op 2 juni 1495 wordt Evert beleend met de hoge en lage rechtsmacht van Urk en Emmeloord met bijbehorende grond en rechten, in opdracht en als opvolger van zijn oom Evert Zoudenbalch. Op 11 augustus 1500 hulde van Evert Zoudenbalch. Op 31 december 1530 Jan Zoudenbalch bij dode van Evert zijn vader.
In 1501 maendach na St. Lijsbettendach Gerijt die Greve Henricss, borger tUtrecht, vertegenwoordigt Evert Zoudenbalch over de hofstat van Prattenborch daer Lambert Quint op sat voer en aleer Henric de Greve, Gerijt’s vader er woende.
In het Sticht bestaat een sterke antipathie tegen de pro-Habsburgse Floris van Egmond, heer van IJsselstein. Diverse oude conflicten over de rechten van de kapittels in zijn territorium zijn nooit goed bijgelegd en de kapittels vinden het tijd om Floris een lesje te leren. Ze krijgen hierbij steun van de stadbestuurders Evert Zoudenbalch en Evert van Gruenenberch. In 1511 doet Utrecht een poging om de stad en het kasteel van IJsselstein in te nemen, maar ze rekenen daarbij tevergeefs op de steun van de Gelderse hertog. Het Sticht wil toch doorzetten. De Utrechtse machthebbers Jan van Montfoort, Evert Zoudenbalch en Goeijert van Voorde nodigen daarop bisschop Frederik van Baden uit om in de statenvergadering te komen en daar zijn medewerking te geven voor de actie tegen IJsselstein. Frederik gaat echter niet op de uitnodiging in. Floris van Egmond, heer van IJsselstein, belooft vervolgens vrijgeleide voor de inwoners van het Sticht, op voorwaarde dat Evert Zoudenbalch en Goert van Voorde, die door hem als aanstichters van de oorlog van 1511 worden beschouwd, uit de stad Utrecht zullen worden verbannen. En dat gebeurt in 1525. Op 25 mei 1525 stelt de stad Utrecht een verbintenis op, om Goeijert van Roedenborch, Evert Zoudenbalch en Goeijert van Voerd Heijnricss met hun aanhangers uit de raad te zetten.
In 1525 bestaat er ook bij de lagere klassen een algemeen wantrouwen tegen Evert Zoudenbalch en Goert van Voorde, die in 1510 en 1511 en later herhaaldelijk burgemeesters zijn geweest. Het misgenoegen stijgt door het opleggen van nieuwe belastingen in dat jaar voor de betaling van een som van f 50.000 door de Staten aan den elect. Op St. Marcusavond komen de gilden in beweging, en men zendt afgevaardigden aan den elect, die de volgende dag na enige aarzeling onder andere goedkeurt dat gedeputeerden uit de gilden de stadsrekeningen van 1511 af zullen nazien, om eventuele knoeierijen te ontdekken. Op St. Petersdag ad vincula besluiten daarop de gilden dat een commissie uit hun midden de rekeningen vanaf 1511 zullen nazien. De commissie zal wekelijks vergaderen en de verkeerd uitgegeven gelden van de schuldigen terugeisen. Dientengevolgde worden 84 personen (vier uit elke gilde) door de gilden in gemene morgenspraak gekozen. Het resultaat van het onderzoek is dat verschillende posten in de rekeningen niet goedgekeurd en door de magistraten van de betrokken jaren of hun erfgenamen aan de commissie van onderzoek gerestitueerd worden.
Op 27 december 1516 renversaal betreffende 7 morgen 2 hont land genaamd Hairvelt op de Lage Haar en 16 morgen land te Nieuwkoop, door Evert Zoudenbalch verpacht aan Gerijt Janss Botterman.
Hij is beleend met Zuijlensteijn op 24 maart 1518. Links een afbeelding van huis Zuilenstein (R. Roghman, 1646-1647, collectie Het Utrechts Archief). De bisschop van Utrecht dagvaart dan Frederik van Seldeneck om te verschijnen op de eerstkomende rechtdag ten einde zich te verantwoorden inzake het leengoed Zuilenstein, waarop Evert van Zoudenbalch een recht pretendeert. Op 21 april 1520 protesteren de leenmannen van de bisschop van Utrecht, na raadpleging van rechtgeleerden van de universiteit van Leuven, de grote raad van Mechelen en het hof van Holland in Den Haag, tegen de uitspraak die ten gunste van Evert van Zoudenbalch was uitgevallen. Op 4 mei 1526 doet het keizerlijk kamergerecht uitspraak in de zaak van appel tussen Frederik van Seldeneck, appellant, en Evert van Zoudenbalch, geappelleerde, betreffende een vordering op Frederik van Seldeneck onder verband het huis Zuilenstein toebehoren, waarbij de appellant in het gelijk gesteld wordt.
In 1519 een akte waarbij Evert Zoudenbalch vermaakt aan zijn zoon Jan het grote huis in de Donkerstraat, dat hij nu bewoont, met inboedel en toebehoren, zeven andere huizen in de Donkerstraat, het huis Bellaert in de St. Mariestraat met het huis daarnaast en zes kameren aldaar, alles behoudens de lijftocht van zijn vrouw Maria van Brienen.
Op 30 oktober 1525 een leenbrief van het kapittel van St. Marie, waarbij Evert Soudenbalch beleend wordt met twee hofsteden in de Tollestege buiten de Gansepoort aan de oostzijde der gracht, hem aangekomen van zijnen broeder Gerrit Soudenbalch, thesaurier ten Dom.
Op 19 juni 1526 bericht Jacob van Aemstell aan Floris van Egmont o.a. dat Frederick van Zeldeneck in het Kammergericht te Esselingen in hoger beroep van het vonnis van leenmannen, een uitspraak te zijnen gunste kreeg aangaande het huijs Zuijlensteijn tegen Evert Zoudenbalch.
In 1530 is als nieuwe burger ingeschreven: Evert Zoudenbalch. Gestorven anno 30, half betaalt Evert Zoudenbalch, als voren.
Op 5 april 1533 heer Henrick van Zoudenbalch, kanunnik ten Dom, voor hemzelf en vervangende Joffrouw Marij van Brienen weduwe Evert Zoudenbalch met haar kinderen, en Joffrouw Mari Zoudenbalch weduwe Jans van Rijn, als mede erfgenamen van zaliger heer Gerrit van Zouwenbalch versus Gerit Zouwenbalch bastertsoen desselfs heer Gerijt, subdiaken en tresorier ten Dom. Deze Gerit subdiaken zaliger was broeder van de impetrant. In 1484/5 zal hij toch in boelschap met ene Catrijne van Sonnevelt bij wie hij gedaagde verwekte welke hij een huis te Utrecht geheten Amerongen vermaakte.
Uit dit huwelijk:
2 Elisabeth Zoudenbalch. Gehuwd ≤ 1516 met Reijer van Voorst, heer van Doornenburg, zoon van Johan van Voorst en Margaretha van Homoet
3 Evert Zoudenbalch, ridder, heer van Prattenburgh, dijkgraaf Lekdijk (1530, 1536), schepen van Utrecht (1534), overleden < 11 oktober 1550
4 Hendrick Zoudenbalch, schepen en raad van Utrecht (1544-1547), schepen van Amersfoort (1568), overleden 1573 te Putten (overluid 1573 te Utrecht). Gehuwd < april 1543 met Anna Gerrits Griffeldere, dienstmeid